zondag 28 juli 2013

De Wederdopers van Münster

Zaterdagochtend, half tien. Op een digitaal bordje aan de muur lichten rode cijfers op, die aangeven welke psalm gezongen moet worden. Het is niet erg druk. Op de voorste rij bevindt zich een groepje nonnen, verder naar achteren zitten een aantal oude vrouwen. De mensen gaan staan. Bij de afsluiting van de dienst spreekt de jonge pastoor zijn wens uit dat iedereen goed door de hete dag komt. Buiten is het zinderend heet, maar in deze grote kerk is er niets van te merken. De vrouwen zakken zo goed en kwaad als het gaat even door hun knieën en slaan een kruis richting het altaar. Daarna verlaten ze één voor één de kerk.




De Lambertikirche in de Duitse stad Münster, op ongeveer twee uur rijden vanaf de stad Groningen, is van oudsher een stads- en marktkerk. Dit heeft te maken met de locatie van de kerk: deze ligt op een snijvlak van zowel de verschillende markten als de verschillende handelsroutes van deze, toen al, belangrijke handelsstad. Kooplieden financierden rond 1375 de bouw van dit godshuis, om een tegenhanger van de oppermachtige Dom te creëren. Het is voornamelijk een laatgotisch gebouw, opgetrokken uit zandsteen uit de naburige plaats Baumbergen. Je zou uren langs de buitenkant kunnen lopen en je verwonderen over het weelderige bouwwerk, de vele figuren en symbolen die er te zien zijn. Toch verschilt de kerk niet veel van alle andere gotische gebouwen die er in west-Europa te vinden zijn. 

Wat is er dan zo bijzonder aan de kerk? Het antwoord is te vinden als je naar boven kijkt en omhoog tuurt: de drie ijzeren kooien die aan de hoge toren hangen. De aanblik van deze kooien laat je meteen weten dat hier iets ergs is gebeurd. En, net als zo vaak in de geschiedenis van de stad Münster, speelt ook Nederland een rol in deze ijzingwekkende episode.


In 1523 sprak zich in het Zürich voor het eerst iemand uit voor de volwassenendoop. Het was de leider van de Reformatie in Zwitserland, Ulrich Zwingli. Hoewel hij later zelf zijn standpunt herzag, had hij al vele mensen beïnvloed. De eerste doperse gemeentes begonnen te ontstaan. Zij kregen de naam anabaptisten, of wederdopers. Deze nieuwe stroming binnen de reformatie verspreidde zich via Duitsland ook naar Nederland, door onder andere Melchior Hoffman en Jan Matthys. In 1533 leerde Jan Matthys de kleermaker Jan van Leiden kennen en doopte hem. Daar bleef het niet bij: hij werd benoemd tot apostel om de boodschap van de wederdopers te verkondigen.

Jan van Leiden moet een kleurrijk man zijn geweest. Naast kleermaker en apostel was hij ook nog eens herbergier, zanger, rijmdichter, toneelspeler en trotse echtgenoot van maar liefst zeventien vrouwen. Waarschijnlijk heeft hij ook nog eens eigenhandig eentje onthoofd. Haar pantoffel is nog te zien in het Rathaus van Münster.


Ondertussen hadden de wederdopers in Münster een meerderheid in de gemeenteraad gekregen en werd de stad tot een anabaptistisch bolwerk gemaakt. Beide Jannen wisten het tot leiders van de stad te schoppen. Toen Jan Matthys begin april 1534 om het leven kwam, bleef Jan van Leiden als enige over. In september nam hij de titel ‘koning’ aan, en stichtte het theocratische koninkrijk ‘Sion’. Met behulp van twaalf zogenaamde apostelen, een stadhouder en een rijkskanselier wist hij een schrikbewind te voeren. Verzet eindigde vaak in bloed. In het koninkrijk werden alle boeken met uitzondering van de bijbel verbrand, en er werd een gemeenschap van goederen ingevoerd. Daarnaast heerste er ook geen verbod meer op polygamie. Op overtreding van de tien geboden stond de doodstraf. Er heerste een heftige hongersnood terwijl de wederdopers een apocalyps verwachtten. Jan had zoveel mooie dingen beloofd als apostel, maar er kwam niets anders van terecht dan dood en verderf.


Het was dus alweer snel afgelopen met de pret. In juni 1535 namen de troepen van de bisschop en de landgraaf van Hessen de stad in, na harde gevechten met de wederdopers. Jan werd gevangen genomen en als een bezienswaardigheid door het land gevoerd. In januari 1536 werd hij met twee van zijn medestanders doodgemarteld. Hun lijken werden ter afschrikking in kooien geplaatst en aan de kerktoren gehangen. Daar hebben ze ruim 49 jaar liggen wegrotten. 

Bijna 478 jaar later hangen de kooien er nog steeds. De boodschap is nog altijd even duidelijk als al die jaren geleden: aan de Kerk valt niet te twisten, niet te spotten, niet te winnen. De nonnetjes schuifelen de warme zonnestralen tegemoet. Boven hen hangen de dreigende kooien. En hoewel de temperatuur de dertig aantikt, voel ik een rilling over mijn rug lopen.   

    



maandag 15 juli 2013

Rottum: klein stipje, grote betekenis

Het is niet meer dan een héél klein stipje op de kaart. Het wierdedorp Rottum ligt ergens te midden van Kantens en Usquert, en er wonen maar liefst 95 mensen. Daartoe worden ook de gehuchten Helwerd, Holwinde en Bethlehem gerekend. De buschauffeur zet je na een mooie, toeristische route door het Groningse land met haltenamen als Wroetende Mol (echt waar) af langs de provinciale weg. Om je heen zie je niets anders dan het groene, vlakke, weidse landschap met hier en daar een boerderij. Het is een mooie zomerdag met strakblauwe lucht en zon waardoor het er allemaal stralend uitziet. Er loopt echter een klein weggetje richting een hoog opgetrokken beboste wierde, waar zich een piepklein dorpje bevindt. De huizen zijn charmant, de tuinen goed onderhouden en alle drie de straatjes schoongeveegd en netjes. Overal groeien bloemen, met name rozen en papavers. Het is er doodstil (toevallig ligt het ook niet ver van het dorp Doodstil, maar dat terzijde). Het kerkje en het kerkhof zijn prachtig, net als de uitzichten.






 Het is moeilijk voor te stellen dat dit vergeten dorpje eeuwen geleden van groot belang was voor de noordelijke bekering tot het christendom, en bovendien een klooster bezat met macht en invloed over grote delen van Noord-Groningen. Laten we bij het begin beginnen. Volgens de overlevering stond er op de plek van Rottum, toen al een wierde, in 433 een heidense tempel. De Friezen, zoals Groningers destijds nog werden genoemd, aanbaden zowel Germaanse als Romeinse goden. Dit veranderde echter een aantal decennia later met de komst van Liudger, beter bekend als de eerste bisschop van Münster en opvolger van Bonifatius. Het was zijn taak de Friezen te bekeren tot het christendom. In Rottum liet hij naar eigen zeggen de tempel slopen en de afgodsbeelden verwijderen. De Groningers stonden, zoals het hen betaamt, aanvankelijk enigszins nuchter tegenover het christendom. Zo speelt het verhaal dat een blinde dichter genaamd Bernlef bij een ontmoeting met Liudger in Helwerd (aldus behorende tot Rottum) het volgende zei: ‘Als uw god zo machtig is, toon mij dan een teken’. Daarop legde Liudger zijn hand op Bernlef’s oogleden waardoor deze beste man gelijk weer kon zien. Dit soort wonderlijke verhalen en overleveringen zorgden ervoor dat het christendom toch een aantrekkingskracht vertoonde en dat het christendom in het hoge noorden voeten aan de aarde kreeg.






Daarbij moet gezegd worden, als u dat niet al vermoedde, dat Rottum niet ongevoelig is voor een fabeltje hier en daar. In 1857 verscheen het boek Geschiedenis van het oude dorp Rottum en andere bijzonderheden van de hand van Derk Everts Zuidhof waarin een aantal volksverhalen opgetekend staan. Zo zouden op de wierde twee witte juffers, een zwarte spookhond met gloeiende ogen, twee paarden zonder kop, een zwart spook en een vurige ijzeren wagen bespannen met vier of zes helhonden gespot zijn. Een intrigerend dorp.

Hoe dan ook, tussen 1195 en 1210 werd op de plek van de voormalige tempel het Benedictijnse mannenklooster Juliana gebouwd, vernoemd naar de heilige Juliana, martelares uit Nicomedië. Het klooster breidde zich in korte tijd enorm uit en bezat 1184 hectare land waaronder het eiland Rottumeroog, dat naar het dorp is vernoemd. De omliggende gehuchten die ik heb genoemd, maakten allemaal deel uit van het klooster. In Bethlehem, een naam die ons nu misschien een beetje onverwacht in de oren klinkt daar in het Groningse land, stond bijvoorbeeld een nonnenklooster. Maar aan alles komt een einde. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog, in 1587 om precies te zijn, koos de toenmalige abt Jodocus Oxius (Joost Zuur) als enige in de Ommelanden de kant van de protestanten en de Oranjes, met als gevolg dat de Spanjaarden woedend een deel van het klooster verwoestten. Wat er nog overbleef raakte de eeuwen erna alleen maar meer in verval en uiteindelijk verrees op de fundamenten van het klooster in 1889 een nieuwe, Nederlands-hervormde kerk. Een zegel van het klooster is wel bewaard en ligt in het Groninger Museum.

Vandaag zat ik op het stoepje voor de kerk en keek uit over een schilderachtig landschap. De zon verwarmde mijn gezicht. Naast mij groeiden wilde bloemen en in verte kraaide een haan. Ik snap wel dat gelovigen juist hier een klooster wilden stichten en deze plek uitkozen om hun religie te beoefenen. Op deze plek lijk je net wat dichterbij de hemel te zijn. 








woensdag 10 juli 2013

De Kerk van Leegkerk

Afgelopen weekend liet mijn moeder mij een oud, vergeeld pocketachtig boekje zien dat zij ooit had gekregen van haar oppasfamilie. Het 159 pagina’s tellende boekje, Langs de Oude Groninger Kerken, is geschreven door R. Steensma en stamt uit 1970. Steensma beschrijft een aantal routes in de provincie Groningen die men met de auto of met de fiets kan maken, waarbij men onderweg langs een aantal oude kerken komt. Het heeft jaren in de kast gestaan, maar op één of andere manier heb ik er altijd overheen gekeken. Ik bladerde naar het hoofdstuk met de route in- en rondom de stad Groningen en las daar over de Nederlands Hervormde kerk van Leegkerk. Ten eerste had ik nog nooit van Leegkerk gehoord, terwijl dit dorp volgens de kaart bijna aan de Stad vastgegroeid zit. Ten tweede zou het kerkje buiten het dorp liggen, wat erg ongewoon is. Ten derde sprak de schrijver over een kerkje dat anno 1970 in ‘deplorabele staat verkeerde’. Volgens de schrijver waren de kerkbankjes bedekt met vogelmest en was de kerk hevig in verval. Dit wekte mijn nieuwsgierigheid. Zou het kerkje er nu, drieënveertig jaar later, nog steeds staan? Gelukkig verschaft Wikipedia antwoord op werkelijk alles. Tot mijn verbazing had de kerk van Leegkerk zelfs haar eigen pagina. Daar las ik dat het kerkje in 1973 een grote restauratie was ondergaan, drie jaar na de publicatie van het boekje.                                

Vanochtend stapte ik in een spontane actie in de bus naar Leegkerk. De halte bevindt zich pal voor mijn deur in Groningen. De bus reed via Hoogkerk naar Leegkerk. Beide dorpen zijn praktisch aan elkaar vastgegroeid, maar hoewel Hoogkerk eigenlijk deel uitmaakt van de stad Groningen, ligt Leegkerk nog geïsoleerd. Ik stapte uit bij de halte Leegeweg, een zijweg van de grotere weg waar de bus langs komt. Als je blijft zitten kom je in het daadwerkelijke dorp, maar ik stond op een landweg. Een oud bordje wijst de weg. Voor mij ontvouwde zich een leeg, plat weidelandschap met hier en daar een boerderij. Deze weilanden en boerderijen horen officieel ook nog bij Leegkerk. En hier ligt het kerkje waarnaar ik op zoek ben.                                                                                                         


Het feit dat dit kerkje zo alleen in de landerijen ligt komt omdat het dorp zich heeft verschoven in oostelijke richting. Aan dit fenomeen gaat een droeve geschiedenis vooraf. In 1501 werd het toenmalige dorp en de toenmalige dertiende-eeuwse kerk platgebrand door de Saksische graaf Hugo van Leisnig. De Saksen wilden de stad Groningen onder druk zetten. Dit deden zij door omliggende dorpen te plunderen en veroveren. De enige manier voor een dorp om hieronder uit te komen was het betalen van brandschatting – een grote geldsom. De Leegkerkse inwoners weigerden de brandschatting te betalen, waarna Hugo in woede ontstak en de boel liet platbranden. Het dorp werd een eindje verderop weer opgebouwd, terwijl in de vijftiende eeuw op de fundamenten van de oude kerk een nieuwe werd gebouwd. Leegkerk betekent ‘laag gelegen kerk’, in tegenstelling met Hoogkerk dus. Ik begrijp niet goed waarom de kerk laaggelegen is, want de kerk staat op een wierde, om het te beschermen tegen het water. 


Hoe dan ook, als ik kom aanlopen merk ik gelijk dat het nog mooier is dan ik me had ingebeeld. De kerk ligt op een verhoogd stukje land, en wordt omzoomd door een slootje en hoge bomen. Rondom het kerkje staan schots en scheef oude grafstenen, overwoekerd met gras en onkruid. Er groeien wilde bloemen. Het is er doodstil en er waait alleen de harde, Groningse wind. Ik worstel met het zwarte, gietijzeren hekje maar uiteindelijk krijg ik ’m open, anders zou het slootjespringen worden. De kerkdeur is zoals verwacht gesloten. Ik lees op een bordje dat het kerkje in de zomermaanden alleen op zondagmiddag geopend is. Maar het geeft niets. Ik wandel een uur rondom het kerkje, bekijk de eeuwenoude grafstenen. De grond is erg ongelijk, maar ik weet niet of dit nu komt omdat het een wierde is, of doordat het allemaal graven zijn. Het is betoverend. Vanaf  de straat houdt een oud boertje op een nog oudere tractor mij nauwlettend in de gaten. Als hij doorheeft dat ik alleen wat foto’s maak, rijdt hij na een tijdje puffend weer weg.   






Op het bordje staat ook dat de kerk als bijzondere locatie dient, waar mensen cursussen of lezingen kunnen organiseren. Er staat een foto bij waarop de kerk en de begraafplaats er keurig netjes bij liggen en er twee obers aan weerszijden van de deur staan, breed lachend met een dienblad vol champagne. Ik kan me het haast niet voorstellen. Dit moet een tijd geleden zijn, want het onkruid en het gras komt tot aan mijn knieën en het lijkt alsof er in jaren geen mens is geweest. Alsof de tijd stil is blijven staan. Maar dan kijk ik in de verte, naar de stad. Ik zie fabrieken en rookwolken, en grote, lelijke gebouwen. En ook als ik terugloop richting de halte langs de grotere weg scheuren er auto’s langs, hard toeterend. De moderne wereld is altijd dichtbij.                                                                    

Maar toch, daar op die Leegkerkse wierde, alleen jij en de wind, dan lijkt het allemaal ontzettend ver weg.