zaterdag 23 augustus 2014

Een fietstocht op een niet zo mooie dag in juli

broken stones, broken lightning
this house of doubt is all we know
chasing down the silver linings
of wounded minds and wounded souls

we are coming home, we are coming home

- Dotan, Home II

Het was woensdag 23 juli 2014, de dag van nationale rouw in Nederland. De eerste stoffelijke overschotten van de slachtoffers van het neergeschoten vliegtuig MH17 bereikten op die dag Nederlandse bodem. Ze kwamen thuis. Om 16u zou een minuut stilte in acht worden genomen. Ik had die ochtend gewerkt en staarde thuis naar de tv. Er was een zwarte deken over Nederland gedaald. Het verdriet en de machteloosheid werden overal gevoeld. Daarnaast gingen de Israëlische beschietingen op Gaza en de gruweldaden van IS-strijders ook gewoon door. Nog vele andere trieste nieuwsberichten volgden. De wereld leek die tijd even helemaal gek geworden, een plek waar gruwelijkheden zich op dagelijkse basis tentoonstellen. Ik kon niet langer naar de oneerlijke zaken op tv kijken, dus greep ik mijn fiets en trapte de stad uit. Ik wist niet goed waar ik heen moest gaan.
Uiteindelijk verliet ik de stad in noordoostelijke richting, via de lange Kardingemaar (ook wel bekend als Elema’s Pad) bij Noorddijk. Dit kaarsrechte voetgangers- en fietspad wordt omzoomd door hoge, slanke bomen. Aan mijn rechterhand zie ik een stukje van het ‘Bevrijdingsbos’ en in de verte de Noordermolen. Het Bevrijdingsbos werd in 1995 geplant bij de 50-jarige viering van de bevrijding van Nederland. Als dankbetuiging aan de Canadese bevrijders van Groningen in april 1945 staan er 30.000 esdoorns. Het blad van deze boom is natuurlijk het nationale symbool van Canada. 




Het brede pad maakte plaats voor een bruggetje en dan een klein, smal betonpaadje tussen hoge grassen. Dit is het Boer Goensepad. Aan mijn rechterhand een weiland met koeien, aan mijn linkerhand groeide het koren. Tussen het hoge gras en de korenvelden wuifde een brede rij van wilde bloemen. Zo ver als ik kon zien, langs het gehele fietspad, groeiden wilde bloemen in allerlei kleuren. Het was als een schilderij. Het groene gras, het goudgele koren, de felgekleurde rode papavers en helderblauwe korenbloemen, en de zachtblauwe, wolkenloze hemel erboven. Al deze schoonheid, dacht ik, is ook deel van diezelfde wereld die me nu zo krankzinnig toe leek. Ik herinnerde me iets wat ik ooit van Aristoteles Onassis had gelezen. Hij zei eens: ‘It is during our darkest moments, that we must focus to see the light’. In de meest donkere tijden moeten we juist het licht zien te vinden, door geluk te zoeken in kleine dingen, om jezelf niet te verliezen in het idee dat de wereld enkel een verdrietige plek is. Ik realiseerde me dat deze prachtige kleurende bloemenstrook mijn licht was die dag; een reminder dat de wereld ook heel erg mooi kan zijn. Mijn fiets zette ik aan de kant, en baande door de hoge grassen om de bloemen van dichtbij te bewonderen. Ik weet niet hoe lang ik daar gestaan heb. Een gevoel van kalmte overviel me, een gevoel van een vreemdsoortige opluchting. Schoonheid is er wel, als je het maar wilt zien.




Thesinge. Het is een klein plaatsje met grote geschiedenis. Prachtige huisjes wisselen zich af. Voor het bruggetje sla ik linksaf, naar de oude kloosterkerk. Het dorp is in de twaalfde eeuw ontstaan op de gronden van het nonnenklooster Germania. Dit klooster werd na de Reductie van Groningen in 1594 afgebroken. De kloosterkerk is een overblijfsel van de gronden van Germania. Ik struinde wat over het kerkhof, en bewonderde de eigenwijze zwanenfamilie in het water. Op een bankje naast het klooster at ik een koekje en las wat in mijn boek. Het was bijna 16u. Ik besloot hier te blijven om op deze vredige plek mijn minuut stilte te houden. Op een gegeven moment kwam er een meneer het terrein oplopen, en ging de kerk binnen. Hij merkte mij niet op. Ik ging staan. De klokken luiden vijf indrukwekkende momenten. Ik staarde naar de vlag die halfstok wappert, en de prop in mijn keel leek steeds groter te worden. Mijn gedachten waren bij de slachtoffers en hun nabestaanden. De klokken stopten met luiden, en toen was het stil. Volmaakt stil. 




Ik fietste verder tussen de lege velden. Het was overal nog steeds muisstil. Vogels vlogen hoog boven mij. Daarboven plukjes witte, donzige wolken, in een verder blauwe hemel. En daar nog ver boven, in die prachtige lucht, de slachtoffers.


zondag 17 augustus 2014

Langs het Boterdiep: van Rottum naar Uithuizen

Deze zomer reis ik langs het Boterdiep van Groningen naar Uithuizen en zal verslag doen van alle mooie en bijzondere plekken die ik onderweg tegenkom. Mijn doel is om te laten zien dat ook dichtbij huis prachtige plaatsen te vinden zijn, allen met hun eigen verhaal. Deze keer blog ik over het negende en laatste gedeelte: van Rottum naar Uithuizen.

Vlak voor het plaatsje Rottum slaat het Boterdiep abrupt rechtsaf, oostwaarts. Een paar kilometer lang hobbel ik over het kleine paadje ernaast, de Trekweg, tussen de weilanden en akkers door. Aan mijn linkerhand ligt Elswerd, een kleine wierde met een enkele boerderij erop. Aan mijn rechterhand zie ik de Knijp, een pietepeuterig buurtschapje gelegen aan een doodlopende weg vanaf Zandeweer.

Ik arriveer in het dorpje dat het meest gefotografeerde plaatsnaambord van Nederland bezit. Doodstil is niet alleen een bekende plaats in Groningen, maar ook in de rest van Nederland, ook al bestaat het dorp zelf uit niet meer dan een paar huizen langs het Boterdiep. Het is, wat men noemt, een woon- en slaapdorp. Ooit was het eens een levendige plek. Het had een haventje waar geladen en gelost werd. Er waren ambachtswinkels te vinden. De aanleg van de grote autowegen en spoorwegen maakte hier een einde aan. Het is er nu, tja, eigenlijk gewoon doodstil. Er bestaan meerdere theorieën over het ontstaan van de plaatsnaam Doodstil. Eén misverstand moet gelijk de wereld uit worden geholpen: het is niet dood-stil, maar doods-til. Een ‘til’ is een brug. Volgens de voormalige schoolmeester werd de brug aangelegd zodat de personen woonachtig in deze streek hun doden konden begraven in Zandeweer. Het was dus een Dodentil. Een andere verklaring stelt dat er eens een brugwachter was met de naam ‘Doede’ of ‘Dode’. Het was dus Dode’s til. Nog een andere theorie vertelt het verhaal van een begrafenisstoet die óf door de brug heen was gezakt, óf met een bootje onder het diep over stak, waarbij de kist in het water plonsde. De aanwezige mensen waren er doodstil van. Hoe het ook zij – de naam Doodstil heeft altijd tot de verbeelding gesproken.


Doodstil is ook de achtergrond waartegen een tragedie heeft plaatsgevonden. In 1837 was de 22-jarige Okke Kluun aan het kaartspelen in Uithuizen. Het ging niet goed, en al snel was het geld op. Hij gokte en verloor, en het beetje geld dat resteerde gaf hij uit aan drank. De dronkaard waggelde na zijn laatste potje terug naar het huisje aan de Maarweg in Doodstil, om geld te halen. Hij had jammer genoeg zelf niets meer. Hij eiste geld van zijn kostvrouw, die weigerde. Onceremonieel sloeg hij daarop haar hersenen in met turfbijl. Daarna pakte hij haar geld en sjokte weer terug naar Uithuizen, waar hij weer aanschoof en zijn kaarten weer oppakte. Zijn veroordeling liet niet lang op zich wachten. Op 12 april 1838 werd Okke opgehangen op de Grote Markt in Groningen. Hij was de laatste persoon die de doodstraf kreeg in Groningen. Er stonden groepjes mensen op de Grote Markt te kijken. Ze waren doodstil.


Uiteindelijk kom ik aan in Uithuizen, de eindbestemming van deze tocht langs het Boterdiep. Vroeger liep het kanaal nog verder het dorp in, maar dit gedeelte is nu gedempt. Het diep eindigt nu bij de Havenweg. Hier was het vroeger een drukte van belang. Uithuizen is nog steeds een redelijke plaats. De grote trekpleister is natuurlijk de Menkemaborg, de best bewaarde borg in Groningen. Ik wandel er wat rond, en eet een Gronings mosterdsoepje op het terras. Het is zeker niet de eerste keer dat ik een bezoekje breng aan de borg, maar de schoonheid ervan doet me altijd nog even met mijn ogen knipperen. In een gevelsteen uit 1614 staat ‘‘Anno 1400 is Menckemahuis vernelt. Anno 1614 dorch Gods gnade gereparert.’’ Het is dus aan te nemen dat er voor de huidige borg ook al een ouder huis heeft gestaan, dat is afgebroken. De eerste Menkema die wordt genoemd, in 1376, is een rechter genaamd Eppo Menkema. In de eeuwen daarna komt de borg in handen van mensen met de meest fantastische namen, zoals Osebrandt en Unico. Na het overlijden van de laatste bewoner van de borg, Gerard Alberda van Menkema, kwam de borg in 1902 leeg te staan. Het werd door erfgenamen geschonken aan het Groninger Museum en is nu een museum dat het leven van Groningse jonkers laat zien.




Ik wandel over de lange, chique oprijlaan van de Menkemaborg. De bomen torenen hoog de lucht in. Het is het eind van de tocht. Wat heb ik veel plaatsen aangedaan, bijzondere verhalen ontdekt en mooie plekken gezien. Hoewel het nu vooral een kanaal voor de pleziervaart is, was het Boterdiep in vroeger tijden een belangrijke bron van werkgelegenheid en inkomen, voor alle dorpen die aan en langs het water lagen. Het was een levensader voor velen, zoals waterwegen, groot of klein, altijd zijn en ook zullen zijn. Het Boterdiep loopt door prachtige wierdedorpen en passeert schitterende borgen en kerkjes. Noord-Groningen is een gebied vol geheime parels. Stap in de auto, stap op de fiets, en kijk maar eens goed. 



Dit was het laatste gedeelte van mijn reis langs het Boterdiep.

maandag 11 augustus 2014

Langs het Boterdiep: van Toornwerd naar Rottum

Deze zomer reis ik langs het Boterdiep van Groningen naar Uithuizen en zal verslag doen van alle mooie en bijzondere plekken die ik onderweg tegenkom. Mijn doel is om te laten zien dat ook dichtbij huis prachtige plaatsen te vinden zijn, allen met hun eigen verhaal. Deze keer blog ik over het achtste gedeelte: van Toornwerd naar Rottum.

Dat het noorden van de provincie Groningen een wierdenlandschap heeft, mag als geen verrassing komen. Des te noordelijker ik kom, des te meer kleine dorpjes en gehuchten liggen op zo’n verhoging, veilig voor de woeste zee daar in de verte. De bebouwing van die dorpjes is heel kenmerkend radiaal. Zo ook Kantens. In het midden, op het hoogste punt, staat de kerk. Daaromheen loopt een ringweg waar vier wegen aan vast zitten. Als je van bovenaf kijkt, is het net of een kindje een tekening van een de zon heeft gemaakt; een cirkel met streepjes eraan vast. Het Boterdiep is dwars door de wierde heen gegraven. In het dorp wonen zo’n 750 mensen. In de eerste drie kwartalen van de negentiende eeuw ging het Kantens voor de wind. Het was zelfs 202 jaar lang een eigen gemeente. Hier vielen naast de kerkdorpen Kantens, Zandeweer, Rottum, Stitswerd en Eppenhuizen, ook de gehuchten Doodstil, Eelswerd, Holwinde en Startenhuizen onder. In 1990 is de gemeente Kantens met de omliggende gemeenten Usquert, Warffum en Hefshuizen opgegaan in de nieuwe gemeente Eemsmond.


Ik wandel op mijn gemakje door het dorp. Er fietsen enkele mensen en ik hoor iemand het grasmaaien. Bewonderend loop ik een rondje om de mooie, goed onderhouden kerk. De toren is omstreeks 1200 gebouwd, de kerk iets later. Op de kerktoren staat geen haantje maar een leeuw, zoals ik inmiddels vaker ben tegengekomen op mijn ontdekkingsreis langs het Boterdiep. De leeuw symboliseert de familie Lewe, het invloedrijke geslacht dat in de Ommelanden woonde. Na de Reductie van Groningen, waarbij de Ommelanden overgingen op het protestantisme, ontkwam ook dit kerkje spijtig genoeg niet aan de vernielende geestdrift van haar toenmalige kerkvolk. Tijdens de Beeldenstorm werden beelden en altaren verwijderd, muurschilderingen met witkalk besmeerd en kunstschatten op het kerkhof verbrand. Het is niet voor te stellen in dit vredige dorpje.



Even later zet ik mijn tas neer op een bankje aan het Boterdiep, recht onder de molen van Kantens. Deze molen draagt de naam ‘Grote Geert’. Wat een prachtig plekje is dit. De wieken van de molen worden reflecteert in het water, waar enkele eendjes in watertrappelen. Aan de waterkant grote, gevaarlijke berenklauwen met hun grote, witte bloemen. Daarboven de blauwe lucht met plukjes wolken. De koren- en pelmolen Grote Geert werd in 1818 gebouwd en in 1852 verhoogt. Tijdens deze verhoging werd een gedicht aangebracht op de gevelsteen boven de dichtgemetselde westelijke ingang: Toen men 1818 telde / En onze Heer mij hier stelde / Ben ik na een tijd van dertig jaar / Doorstaan van stormen en gevaar / Verhoogt hieronder mijne stelling / Van ruim drie ellen. De naam ‘Grote Geert’ stamt pas uit de eerste helft van de twintigste eeuw. De toenmalige molenaar Geert Nienhuis zag vanaf de stelling zijn zoon beneden lopen en voelde zich bijzonder groot. Hij was een Grote Geert. 



Op ongeveer anderhalve kilometer ten noorden van Kantens slaat het Boterdiep abrupt rechtsaf in oostelijke richting. Dit gebeurt ongeveer ter hoogte van Eelswerd. Dit gehucht bestaat uit een wierde met wel één boerderij erop. Toch wordt de plek al voor het eerst genoemd in het jaar 1000. Toen stonden er meerdere boerderijtjes, die allen samen zijn gegaan tot één grote. Dat het in ieder geval groter is dan nu, is te merken aan het feit dat Eelswerd zelfs een eigen kerspel vormde. De kerk moet op die van Stitswerd hebben geleken. Helaas was de kerk geen lang leven beschoren. In 1568 verkeerde het al in een staat van vervallenheid en werd het gedegradeerd tot kapel. Een aantal jaar later, na de Reductie van Groningen, bleek de kerk overbodig en werd het helemaal afgebroken.

Een eindje verderop was het allemaal niet zo’n treurig gebeuren. Het plaatsje Rottum, één van de mooiste dorpen van Nederland naar mijn mening, had het beter voor elkaar. In Rottum wonen wel 95 mensen en daartoe worden ook de gehuchten Helwerd, Holwinde en Bethlehem gerekend. Er loopt echter een klein weggetje richting een hoog opgetrokken beboste wierde, waar zich een piepklein dorpje bevindt. De huizen zijn charmant, de tuinen goed onderhouden en alle drie de straatjes schoongeveegd en netjes. Overal groeien bloemen, met name rozen en papavers. Het is er stil. 


Het is moeilijk voor te stellen dat dit vergeten dorpje eeuwen geleden van groot belang was voor de noordelijke bekering tot het christendom, en bovendien een klooster bezat met macht en invloed over grote delen van Noord-Groningen. Laten we bij het begin beginnen. Volgens de overlevering stond er op de plek van Rottum, toen al een wierde, in 433 een heidense tempel. De Friezen, zoals Groningers destijds nog werden genoemd, aanbaden zowel Germaanse als Romeinse goden. Dit veranderde echter een aantal decennia later met de komst van Liudger, beter bekend als de eerste bisschop van Münster en opvolger van Bonifatius. Het was zijn taak de Friezen te bekeren tot het christendom. In Rottum liet hij naar eigen zeggen de tempel slopen en de afgodsbeelden verwijderen. De Groningers stonden, zoals het hen betaamt, aanvankelijk enigszins nuchter tegenover het christendom. Zo speelt het verhaal dat een blinde dichter genaamd Bernlef bij een ontmoeting met Liudger in Helwerd (aldus behorende tot Rottum) bewijs zocht en het volgende zei: ‘Als uw god zo machtig is, toon mij dan een teken’. Daarop legde Liudger zijn hand op Bernlef’s oogleden waardoor deze beste man gelijk weer kon zien. Dit soort wonderlijke verhalen en overleveringen zorgden ervoor dat het christendom toch een aantrekkingskracht vertoonde en dat het christendom in het hoge noorden voeten aan de aarde kreeg.

Tussen 1195 en 1210 werd op de plek van de voormalige tempel het Benedictijnse mannenklooster Juliana gebouwd, vernoemd naar de heilige Juliana, martelares uit Nicomedië. Het klooster breidde zich in korte tijd enorm uit en bezat 1184 hectare land waaronder het eiland Rottumeroog, dat naar het dorp is vernoemd. De omliggende gehuchten die ik heb genoemd, maakten allemaal deel uit van het klooster. In Bethlehem, een naam die ons nu misschien een beetje onverwacht in de oren klinkt daar in het Groningse land, stond bijvoorbeeld een nonnenklooster. Maar aan alles komt een einde. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog, in 1587 om precies te zijn, koos de toenmalige abt Jodocus Oxius (Joost Zuur) als enige in de Ommelanden de kant van de protestanten en de Oranjes, met als gevolg dat de Spanjaarden woedend een deel van het klooster verwoestten. Wat er nog overbleef raakte de eeuwen erna alleen maar meer in verval en uiteindelijk verrees op de fundamenten van het klooster in 1889 een nieuwe, Nederlands-hervormde kerk. Een zegel van het klooster is wel bewaard en ligt in het Groninger Museum.

Ik zit op het stoepje voor de kerk, dat prachtigste locatie heeft. Natuurlijk kan ik ver kijken, de groene vlaktes strekken zich uit tot aan de horizon. De zon verwarmt mijn gezicht. Het is hier een heel gelukkig plekje, al is het maar zo’n klein stipje op de kaart.

Volgende week publiceer ik het allerlaatste gedeelte van de Boterdiep-reeks!





woensdag 6 augustus 2014

Langs het Boterdiep: van Middelstum naar Toornwerd

Deze zomer reis ik langs het Boterdiep van Groningen naar Uithuizen en zal verslag doen van alle mooie en bijzondere plekken die ik onderweg tegenkom. Mijn doel is om te laten zien dat ook dichtbij huis prachtige plaatsen te vinden zijn, allen met hun eigen verhaal. Deze keer blog ik over het zevende gedeelte: van Middelstum via Borg Ewsum naar Toornwerd.

Ik verlaat Middelstum nog niet, maar doe eerst Borg Ewsum aan. Of beter gezegd, het terrein waar zich de voormalige borg op bevond. De borg zelf is in de negentiende eeuw afgebroken, en alleen de gevechtstoren en het schathuis (of koetshuis) hebben deze uitbarsting van destructie overleefd. Het terrein is in de afgelopen twintig jaar enorm opgeknapt en dient als sociale werkplaats. De prachtige tuinen zijn vrij toegankelijk, en vol kleurige bloemen. Er is ook een vijver met zwanen, een dierenweide, een groentetuin en een boomgaard. Het koetshuis is omgebouwd tot theeschenkerij.

Het is niet moeilijk te vinden. Aan de oostkant van het Boterdiep staan de karakteristieke lindebomen en schitteren de grachten in de zon. Het is juni, dus alles staat zo’n beetje in bloei. Mijn maag rammelt, dus ik drink een kopje thee en eet een broodje op het terras, dat vol terracottapotten met bloemen staat. Het is een heerlijke plek om te zitten. Om me heen zijn de werknemers druk in de weer met kruiwagens en schoffels. Ik neus rond in het winkeltje en daarna wandel ik over het borgterrein. Het is mooi om te zien; de afgebakende tuinen, hoog en kleurig, met daarachter de groene vlakte van de omliggende weilanden.




Ooit stond hier dus een grote borg, te midden van de ruisende wind. Waarschijnlijk heeft het huis zijn roots in de dertiende of veertiende eeuw, maar dit is te betwisten. Het werd in ieder geval gebouwd door een jonker genaamd Ewe, en Ewsum is daarom ook een samentrekking van Ewe’s heem (wat zoiets betekent als Ewe’s woonplaats). De afstammelingen van Ewe namen voor het gemak daarom maar de naam van de borg als achternaam; het geslacht Ewsum was geboren. Het groeide uit tot één van de meeste invloedrijke geslachten van de Ommelanden. Ewe’s kleinzoon Onno van Ewsum erfde de borg in 1428. Hij liet heel wat verbouwen en veranderen. Zo voegde hij de geschuttoren toe, die nog steeds in tact is. De muren zijn ruim twee meter dik! Dat Onno een belangrijk man was, blijkt wel uit het feit dat hij de mogelijkheid had om samen met de burgemeester van Groningen naar het Heilige Land te reizen om zich daar te laten ridderen. Helaas waren deze reizen vaak niet zonder gevaar. De Groningers werden gevangengenomen door de Saracenen, waarbij de burgemeester om het leven kwam, maar Onno zich vrij wist te kopen. Toen hij goed en wel in het opeens veel rooskleuriger lijkende Middelstum terugkeerde, bouwde hij daar de St. Hippolytuskerk als dank aan God. Onno was hoogstwaarschijnlijk de rijkste hoofdeling onder de Ommelanders in die tijd. Zijn zoon Wigbolt liet Borg Nienoord bouwen, in Leek. Borg Ewsum heeft daarna nog veel kleurrijke eigenaren en bewoners gekend, die twijfelden tussen de Spanjaarden en de opstandelingen, delen van de borg sloopten en bouwden, en in tijden van rijkdom en in tijden van schulden leefden. In de negentiende eeuw was de borg dusdanig vervallen, dat het werd afgebroken.




Ik verlaat Borg Ewsum en loop terug naar Middelstum. Ik volg het Boterdiep tot ik bij een trappenbruggetje aankom. Er staat een bordje bij die over het water in noordelijke richting wijst. ‘Oude Kerkpad’, lees ik. Dwars door de weilanden loopt een klein, kaarsrecht weggetje. De hoge grassen wuiven gedwee in de wind. In de verte zie ik wat bossen liggen met enkele huisjes. En zie ik daar nou een torentje? Dat moet het kleine dorpje Toornwerd zijn. Het dorpje ligt op een vijf meter hoge wierde, die deels afgegraven is. De nabijheid van het Boterdiep zorgde ervoor dat deze vruchtbare grond gemakkelijk getransporteerd kon worden. De wierde had oorspronkelijk een soort ‘rondweg’, ook wel ossengang genoemd, rondom een grote vijver. Die vijver is nu gedempt maar nog steeds duidelijk te zien. Het paadje waarop ik loop komt uit op de ossengang, waar nog steeds prachtige oude huisjes staan. Er woonden in 2011 welgeteld 91 mensen. Ik wandel door deze stille, idyllische plaats. Om de zoveel meter staan bordjes met daarop een Gronings gedicht. Stokrozen bloeien weelderig tegen oude stenen muren en een oud mannetje zit op een bankje van de zon te genieten.




Toornwerd is een soort radiaal wierdedorp, dus het is niet moeilijk bij het hoogste punt te komen. Een zwerfkat komt mij luid miauwend voorbij lopen. Hij stopt even zodat ik ’m kan aaien, en loopt daarna door, zijn woord nog immer uit volle borst verkondigend. Omringd door bossen ligt hier een volle begraafplaats, met in het midden een statige klokkentoren. De kerk is niet meer. Er stond ooit een kapel, gesticht door een van Ewsum-telg. Toornwerd was toentertijd een zelfstandige parochie. Na de Reductie van Groningen in 1594, toen alle andere religies dan het protestantisme werden uitgebannen, werd Toornwerd bij Middelstum gevoegd en moesten de inwoners over het kerkpad naar hun nieuwe gebedshuis lopen. Dit pad ligt er dus nog steeds. Het torentje van de voormalige kerk brandde in de achttiende eeuw af. In 1894 is er een nieuwe gebouwd. In deze toren hangt nog steeds de klok uit 1622, gemaakt door de schoonvader van één van de van Ewsum-dames. Deze luidt iedere zaterdag nog. 



Op de terugweg kom ik de zwerfkat nog een keer tegen. Hij blijft maar luid miauwen alsof hij de baas van het dorp is en daarom veel te zeggen heeft. Ondanks dat hij een zwerver is, is de kat gezegend met een statig uiterlijk en kijkt hij me met een intelligente blik aan. Ik besluit hem Onno van Ewsum te noemen.