dinsdag 28 oktober 2014

Reizen langs het Reitdiep, deel 3/4

In deze serie ga ik naar het noordwesten van de provincie Groningen. Het Reitdiep, een sterk meanderend water dat van de Groningse binnenstad tot aan het Lauwersmeer loopt, zal mijn rode draad zijn. Hoewel er vrijwel geen paden zijn vlak lángs het diep, liggen aan beide kanten, tussen de dijken en in de uiterwaarden, de meest bijzondere cultuurlandschappen. De wierden en slingerende slaperdijken getuigen van de eeuwenoude strijd tussen mens en water, en de kleine dorpjes en gehuchten onderweg vertellen bijzondere verhalen. Ik fiets via de oostelijke oever tot het Lauwersmeer, en keer via de westelijke oever terug naar de stad Groningen.

Vandaag deel 3:  Kommerzijl - Niehove - Saaksum - Ezinge

Kommerzijl 

Bij Zoutkamp steek ik het Reitdiep over en bevind me nu aan de westelijke oever. Ik blijf in zuidelijke richting rijden en kom in een soort niemandsland, dat de Ruigewaard wordt genoemd. In de zestiende eeuw kwam Wigbold van Ewsum, van de borg Nienoord, hier een kijkje nemen. Samen met een aantal investeerders had hij een compagnie opgericht om bij de binnen- en buitendijkse gebieden rondom de oostelijke grens van de Ruigewaard zout te winnen. Hij liet ook een schans bouwen ter verdediging van deze werkzaamheden. Hiervoor werd de dijk verhoogd en daarom kreeg de schans de naam ‘de Opslach’. Het dorp eromheen werd Opslachterzijl genoemd. Een aantal jaar later kregen de leden van de compagnie ruzie en werd er met de zoutwinning gestopt. De schans diende nog zeventien jaar voor militaire doeleinden maar werd toen afgebroken. 
   De naam Opslachterzijl werd vervangen door Kommerzijl. Zoals altijd verwijst ‘-zijl’ naar een sluis. In dit geval is dat de sluis waaromheen het dorp ontstond. Waar dat ‘Kommer-’ voor staat is wat moeilijker te achterhalen. De meest plausibele verklaring is dat het verwijst naar de ‘kom’ of haven achter de dijk, maar dit is natuurlijk niet heel spannend. Een leukere versie stelt dat ‘Kommer-’ stamt van alle ‘kommer en kwel’ dat gepaard ging met het aanleggen en het onderhouden van de zijl. Nog één grappig feitje: inwoners van Kommerzijl werden vaak ‘Spierens’ genoemd (spieringen, van die visjes), waar men aan afleidt dat inwoners van Kommerzijl mogelijk als erg mager werden gezien. Ik heb een andere theorie. Een spiering wordt ook wel een komKOMMERvisje genoemd. Is dat nou niet toevallig? 
   Vanaf het lage polderland moet je best een klimmetje naar boven maken. Je komt het dorp binnen over een weggetje dat is omzoomd met hoge haagjes. Het is er rustig, en zelfs iets groter dan ik had gedacht. Er is een bruggetje met aan de ene kant prachtige gezichten op het lege land, en aan de andere kant de mooie huisjes langs het water. Ik maak wat foto’s en fiets het dorp weer uit.

Kommerzijl - op de achtergrond de 'Ruigewaard'

Niehove

Niehove is misschien wel één van de meest geïsoleerde dorpen in de provincie Groningen. Je kunt er komen vanaf Kommerzijl en vanaf Oldehove, maar dat zijn ook echt de enige toegangswegen. Ik kom het dorpje vanaf de westelijke toegangsweg in. De radiaire wierdestructuur is goed te zien: midden op de wierde staat de kerk, en daaromheen zijn in twee cirkels de huizen gebouwd. Tot 1830 scheidde een cirkelvormige gracht het kerkhof van de straat, om de geesten op het kerkhof te houden. Van tevoren had ik al gelezen dat het een prachtig dorpje moest zijn, maar nu ik er zelf ben kijk ik mijn ogen uit. Het verstilde straatbeeld met die karakteristieke huisjes en tuintjes maken de verwachtingen meer dan waar. Ik loop door de hobbelige straatjes en het voelt net alsof ik terug ben gegaan in de tijd. Het is geen wonder dat hier zoveel artiesten en kunstenaars komen voor inspiratie. Er is een stijlvol café, maar dat is deze ochtend gesloten. Ik loop de kerk in, die wel open is. Het dient tevens als bezoekerscentrum en ik lees op de informatieborden aan de muur over de geschiedenis van dit dorp dat zoveel schoonheid kent. 
   Niehove is één van de oudste nederzettingen van Groningen. De wierde wordt al zo’n 2200 jaar onafgebroken bewoond. Rond het jaar 800 lag Niehove, dat toen ‘Suxwort’ (‘Zuidwierde’) heette, op het Waddeneiland Humsterland. In de late Middeleeuwen namen de stormvloeden en overstromingen toe, waardoor de monniken van het klooster in Aduard besloten het gebied te bedijken. Pas na de eerste bedijkingen rond 1200 durfde men een stenen kerk te bouwen. Rond het jaar 1400 was Niehove de grootste en hoogste wierde, en was het de belangrijkste plaats in omstreken. In de 16e eeuw werd het eiland bij het vaste land gevoegd, doordat de immer ijverige monniken grote stukken land begonnen in te polderen. Toen verschenen ook de eerste stenen huisjes. Dit waren een soort keuterboerderijtjes. In de 18e en 19e eeuw veranderde dit en vestigden zich er (en ik citeer dit nu van het informatiebord) ‘‘ambachtslieden, zoals smeden, wagenmakers, kuipers, molenaars, bakkers, slagers, wevers, kleermakers, schoenmakers, timmerlieden, metselaars, de strodekkers en kasteleins.’’ De inwoners van Niehove waren vanwege de geïsoleerde ligging van hun dorp uiteraard op zichzelf aangewezen, dus was alles aanwezig. Zelfs in 1910 had Niehove nog ‘‘21 winkels, waaronder twee kruideniers, twee slagers, drie textielzaken, twee schoenmakers en drie cafés.’’ Ik kan het haast niet geloven. Ook had het een eigen schooltje en drie molens. In de 20e eeuw sloot vrijwel alles haar deuren. Er is nu alleen nog het café.
   Het is een wonder dat het dorp niet bekender is en dat het niet overladen is met toeristen. Waarschijnlijk is dat juist maar beter, eigenlijk – zo weet het dorp haar authentieke karakter te behouden.

Niehove

Niehove

Niehove

Via een klein paadje door het hoge gras fiets ik via Oldehove naar Saaksum. Oldehove is een grotere plaats en vormde ooit een eigen gemeente, tot het opging in de gemeente Zuidhorn. Ik lees ergens dat Oldehove ook wel ‘‘het Staphorst van het Noorden’’ genoemd wordt. Blijkbaar is de vrijgemaakte gereformeerde kerkgemeenschap hier bijzonder groot. Er loopt een man bij de kerk met een felgroen T-shirt waarop staat: ‘De grondstoffen voor uw biertje komen uit het noorden!’

Saaksum

Ik kom aan in Saaksum, dat ook behoort tot mijn (steeds groter wordende) lijst van favoriete plekken in Groningen. Voor ik aan deze tocht begon, heb ik bij mijn ouders thuis foto’s bekeken van onze eerdere bezoekjes aan dit gebied. Één foto sprong eruit: dat stijlvolle kerkje in Saaksum, omringd door groene haagjes en rode stokrozen. Nu ik er, heel veel jaren later, wederom een bezoekje aan breng, is er niets veranderd. Het dorp is nog net zo pittoresk als ik me kan herinneren. De rode bakstenen huisjes en tuinen vol rozen staan aan een volledig cirkelvormige straat, met een kerkpad naar de kerk die op de naastgelegen wierde staat. Geen wonder dat het een beschermd dorpsgezicht is.
   De kerk kan ik in eerste instantie wat moeilijk vinden omdat die dus niet midden in het dorp staat, maar aan de oostzijde, rustig uitkijkend over de landerijen. Het cirkelvormige straatpatroon helpt ook niet echt (en dus fiets ik gênant genoeg een aantal rondjes), maar gelukkig beginnen de klokken te luiden en kan ik op het geluid afgaan. Hoewel de kerk zelf halverwege de negentiende eeuw herbouwd is, stamt de zadeldaktoren nog uit 1550. Deze werd gebouwd door een rijke borgeigenaar uit de buurt. De klok die erin hing werd, zoals zoveel andere kerkklokken, geroofd door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Dat was echter niet de enige keer dat het kerkje van Saaksum geplunderd en vernield is – het was namelijk ook slachtoffer van de Beeldenstorm. De Beeldenstorm vond plaats in 1566, maar in deze geïsoleerde contreien drong dit allemaal echter wat later door, waardoor men jaren later nog fanatiek aan het beelden vernielen was in Saaksum. Zo werd ene Popko uit Appingedam op het matje geroepen omdat hij in 1570 nog druk bezig was de boel kort en klein te slaan.
   Van ophef en consternatie is nu niets meer te zien – het is stil in Saaksum, op het geluid van een grasmaaier na.   

Saaksum

Ezinge

Vanaf de kerk in Saaksum kan ik Ezinge al bijna zien liggen. Ezinge is bijna net zo ‘beroemd’ onder de toeristen als het vier kilometer verderop gelegen Garnwerd. Dit is onder andere te danken aan het aparte kerkje dat daar zo hoog op die wierde ligt, het museum Wierdenland, de spectaculaire archeologische vondsten die hier zijn gedaan en het beschermde dorpsgezicht.
   Als eerste doe ik het museum aan, dat verrassend modern en strak ingericht is. De exposities zijn zeer interessant en verhelderend, en, ook niet onbelangrijk, het museumwinkeltje heeft allerlei leuke souvenirtjes te koop. Er was een tijdelijke tentoonstelling van de bekende schilder Henk Helmantel, wiens werk ik ontzettend waardeer. Ik kan nog steeds niet geloven dat iemand zo realistisch kan schilderen. Helmantel’s schilderijen zijn net foto’s, met name zijn stillevens.
   Na het museum loop ik het dorp in. De wierde van Ezinge is ontzettend hoog, en de kerk staat natuurlijk op het hoogste punt. Majestueus kijkt de kerk uit over de vlaktes, met in de verte het Reitdiep. Er grazen koeien en er fietsen mensen. Iemand is met haar hond aan het hardlopen door het gras. Het gracieuze karakter van de kerklocatie is deels het gevolg van het feit dat de wierde aan deze kant afgegraven is, waardoor de kerk nu steil oprijst op het overgebleven gedeelte van de wierde. Het is er prachtig. De oude graven zijn goed onderhouden. Het opvallende van deze kerk is dat het losstaat van de toren. De toren, een breed en ietwat plomp geval  uit de dertiende eeuw (!), staat er naast. De klok is uiteraard geroofd door, wat mijn oma zou zeggen, ‘die ol Duutsers’. In de negentiende eeuw is aan de westzijde van de toren een huis gebouwd, dat als kosterij en schooltje heeft gediend. Nu is het een dorpshuis. 
   De wierde is één van de oudste en hoogste in Groningen, en was ooit één van de grootste. Het is onafgebroken bewoond vanaf de vijfde eeuw voor Christus. De wierde werd in de jaren ’20 en ’30 afgegraven onder professor Albert van Giffen. Deze vruchtbare kweldergrond verscheepte men dan naar de arme zandgronden in Drenthe. Wierden afgraven gebeurde toen regelmatig en niet zelden onder leiding van deze jonge archeoloog van Giffen, afgestudeerd van de Rijksuniversiteit Groningen als bioloog (vreemd genoeg). Hij had een brommertje en daar racete hij mee door het Groninger land. Met zijn opgravingen in Ezinge legde hij meer dan bijzondere vondsten bloot. Er werden namelijk maar liefst 85 boerderijen en 60 bijgebouwen gevonden, stammend van 600 v. Chr. tot 400 n.Chr. Daarnaast werden allerlei bezittingen en grafgeschenken opgeduikeld, zoals een gouden zwaardknop uit de zevende eeuw. Het meest bijzondere wat van Giffen vond, was misschien wel het paardengraf. Hierin lagen de volledig intacte skeletten van twee paarden en een hond. Ze zijn nu te bekijken in het Wierdenmuseum. 



Ezinge

Ezinge

Ezinge

Het prachtige uitzicht vanaf de hoge wierde van Ezinge

Volgende keer het vierde en laatste gedeelte van mijn fietstocht langs het Reitdiep!

dinsdag 14 oktober 2014

Reizen langs het Reitdiep, deel 2/4

In deze serie ga ik naar het noordwesten van de provincie Groningen. Het Reitdiep, een sterk meanderend water dat van de Groningse binnenstad tot aan het Lauwersmeer loopt, zal mijn rode draad zijn. Hoewel er vrijwel geen paden zijn vlak lángs het diep, liggen aan beide kanten, tussen de dijken en in de uiterwaarden, de meest bijzondere cultuurlandschappen. De wierden en slingerende slaperdijken getuigen van de eeuwenoude strijd tussen mens en water, en de kleine dorpjes en gehuchten onderweg vertellen bijzondere verhalen. Ik fiets via de oostelijke oever tot het Lauwersmeer, en keer via de westelijke oever terug naar de stad Groningen.

Vandaag deel 2: Schouwerzijl - Warfhuizen - Zuurdijk - Houwerzijl - Zoutkamp

Nadat de regen was gestopt, stapte ik weer op de fiets. Een waterig zonnetje brak door terwijl ik Schaphalsterzijl achter me liet en richting Schouwerzijl fietste. Daar waren we gebleven. Schouwerzijl is een stil dorpje gelegen aan de Kromme Raken, een zijtak van het Reitdiep. Bij een camping/restaurant in het gehucht Roodehaan eet ik een tosti, en ga dan door naar Warfhuizen.

De Kromme Raken

Warfhuizen

Hier ben ik eerder geweest, maar ik kan me er maar weinig van herinneren. Ik was drie jaar, en met mijn ouders een paar dagen op fietsvakantie. Ik zat natuurlijk relaxt in het stoeltje achterop. Het enige wat ik me kan herinneren, zijn zwarte stokrozen. Die groeiden hier tegen de huizen, en ze waren zo mooi dat het leek alsof ze nep waren. Dat was in de jaren ’90. In de jaren erna is er echter veel veranderd in Warfhuizen. Sinds 2003 heeft Warfhuizen namelijk internationaal bekendheid gekregen als katholiek bedevaartsoord. Helaas kwam ik hier pas na mijn fietstocht achter, en vandaar dat ik geen bezoek aan de kerk heb gebracht of veel foto's heb gemaakt. Hoe dan ook, mijn eerste neiging toen ik deze informatie las was, eerlijkheid gebied te zeggen, om in lachen uit te barsten. Dit moest wel een grap zijn, dacht ik sceptisch. Het deed me een beetje vreemd aan om een heus pelgrimsoord te vinden in dit overwegend protestants gebied. Maar inderdaad, na enig onderzoek kwam ik tot de conclusie dat Warfhuizen, geheel onverwacht, een turbulent kerkelijk verleden kent.
   We gaan terug naar de dertiende eeuw. Er werd gebouwd aan een romanogotische kerk, gewijd aan de heilige Liudger. Hoogstwaarschijnlijk verving deze nieuwe kerk een oudere, misschien zelfs houten versie. In de tijd van de Tachtigjarige Oorlog trok de Spaanse katholieke stadhouder Francisco Verdugo stropend door de noordelijke gewesten, of zoals het toen heette, Friesland. Hij begon zijn tocht in zijn standplaats Warfhuizen, diens inwoners niet bijzonder protestantsgezind waren. Of het boeide hen gewoon vrij weinig, dat kon ook. Hoe dan ook, Warfhuizen riep de toorn der Friezen over zich af. Op 26 maart 1584, op de dag van hun (katholieke) patroonheilige, werd het hele dorp door hen in de brand gestoken als wraak. Tien jaar later werd met de Reductie van Groningen Warfhuizen protestants. In de negentiende eeuw raakte de St. Liudger-kerk verwaarloosd en moest gesloopt worden. Het kerkje werd in 1858 vervangen door een neoclassistisch gebouw. Een eeuw later, in de jaren ’60 en ’70, de decennia van secularisatie en een immer kleiner wordend inwoneraantal, had het gebouwtje dringend restauratie nodig. Het werd door de inwoners opgeknapt, waarbij onder meer de pijpen van het orgel wit werden geschilderd. Helaas mocht deze inspanning niet baten, de kerk werd gesloten en voor een symbolisch bedrag van één gulden aan een particulier verkocht. De nieuwe eigenaar had wilde plannen. Zo wilde hij er, nu komt ’ie, er een draaiorgelhal en poffertjeskraam van maken. Nuchtere Groningse omwonenden wisten dit te voorkomen, waardoor het gebouw leeg bleef staan. Wederom raakte het in verval.
   In 2001 werd de kerk weer voor religieuze doeleinden gebruikt. Het gebouw werd gekocht door de katholieke gemeenschap en omgebouwd tot een kluiskapel. Een kluiskapel is een kloostertje waar één monnik woont; een kluizenaar. In Warfhuizen wordt deze benijdenswaardige positie bekleedt door monnik Hugo. De kerk heet nu ‘Kluis van Onze Lieve Vrouwe van de Besloten Tuin’. Dit is echter nog niet de reden waarom Warfhuizen tot een bedevaartsoord is verworden. In 2003 werd er een levensgroot processiebeeld van Maria in de kerk geplaatst. Maria kwam over vanuit Spanje, waar ze gemaakt is door beeldhouwer Miguel Moreno. Eenmaal is ons koude kikkerlandje kreeg ze de opwekkende naam: ‘De Bedroefde Moeder van Warfhuizen’. Het kwam voor iedereen als een verrassing dat dit beeld al snel een enorme aantrekkingskracht bleek te hebben. Meestal zijn bedevaartsoorden plekken waar zich wonderen hebben voltrokken, maar dit is niet het geval in Warfhuizen. Hier hebben zich geen situaties voorgedaan waar mensen Maria opeens zagen bewegen, of knipogen, of iets dergelijks. Toch komen jaarlijks vele Duitsers, Vlamingen en, bovenal, Limburgers naar Warfhuizen. Wat is het dan, waarom zij helemaal naar het hoge noorden toetrekken voor een zielig kijkende Maria? Het antwoord is een jammerlijke. Onze Lieve Vrouwe van de Besloten Tuin is een verbeelding van het medelijden van Maria met haar Zoon. Dit spreekt vele wanhopige katholieke ouders aan. Zij trekken naar Warfhuizen om hartenkreten op te schrijven of om Maria’s advies te vragen wat te doen met hun ontspoorde of puberende kinderen. En als we nuchter genoeg zijn om naar het aantal ontsporende kinderen in de huidige maatschappij te kijken, dan komt het als geen wonder dat zoveel mensen op bedevaart naar Warfhuizen gaan. Zelf weet ik niet of dat de beste manier is om problemen op te lossen, maar ach, als ze wanhopige ouders helpt – dan doet de droevige Maria goed haar werk.

Op deze mooie dag in augustus merk ik maar weinig van alle consternatie. Het dorp lijkt op een doorsnee Noord-Gronings dorpje: klein, schattig, en vooral stil. Ik fiets wat rond en zie oude huizen met stokrozen, precies zoals ik me herinnerde van al die jaren terug. Er mag dan veel zijn veranderd in Warfhuizen de laatste jaren, maar dat is nog hetzelfde. Ik verlaat Warfhuizen en fiets door het gehucht Kattenburg naar Zuurdijk.

Warfhuizer huizen

Zuurdijk

Zuurdijk verschilt van alle dorpen die ik tot nu toe bezocht heb. Het is een bijzonder langgerekt dorp, met wel drie dorpskernen. Het is qua lengte één van de grootste dorpen in de gemeente de Marne, wat moeilijk voor te stellen is gezien er maar ongeveer 100 mensen wonen. Ik kom Zuurdijk binnenfietsen vanaf het oosten en kom zodoende eerst door de ‘derde Zuurdijk’ en daarna door de ‘tweede Zuurdijk’; beide clusters bestaan uit een verzameling van armoedige arbeidershuisjes. Dit is een geheel onverwacht aangezicht tussen al die karakteristieke Groningse dorpjes die ik tot nu toe heb gezien. De ‘eerste Zuurdijk’ is de grootste dorpskern, met de kerk, een molen en een café. Ook dit ziet er mijns inziens niet bijzonder jofel uit. Ik zou Zuurdijk snel door zijn geracet zonder er echt aandacht aan te besteden, ware het niet dat er een regenbuitje overtrok waardoor ik gedwongen word beschutting te zoeken onder de grote kastanjebomen bij de kerk. Ik besluit even bij het kerkje te gaan kijken, dat er erg somber uitziet vanaf de buitenkant. De witgepleisterde muren zijn grijs. Het ziet er allemaal niet veelbelovend uit.
   Terwijl ik dichterbij kom, valt mijn blik op de graven die verspreid liggen over het groene gras rondom de kerk. Ik frons en loop erop af. Wat ik zie, is één van de meest bijzondere grijze grafstenen die ik in mijn omzwervingen in de Ommelanden ben tegengekomen. En die grafsteen ernaast ook. En daar ook. En die ook. Ik loop nu kriskras over het kerkhof, bewonderend en verbaasd over deze ontdekking. Stuk voor stuk zijn de stenen rijkelijk versierd. Ik heb veel oude Groninger kerkhoven gezien maar qua grafversiering verslaat dit alles. Op de grafstenen prijken vele symbolen en familiewapens. Ik sta er verrast naar te kijken. Wie had dit gedacht? Was dit dan ooit een welvarender dorp? De huidige stand van zaken getuigt anders. Welke rol spelen rijkdom en armoede in de geschiedenis van dit kleine, vreemde dorp?

De kerk van Zuurdijk

Linksboven: hartjes en strikjes // rechtsboven: drie mooie graven // linksonder: teksten // rechtsonder: een lange brief.

Linksboven: engeltjes // rechtsboven: een tractor bij een treurwilg // linksonder: haantje // rechtsonder: rijk versierde kelk. 

Gelukkig voor de nieuwsgierige historica in mij is er ontzettend veel informatie overgeleverd door het werk van de Zuurdijker boerenbroeders Zijlma. Mijn mond valt open als ik op internet tot de ontdekking kom dat het nu zo armoedig uitziende Zuurdijk begin negentiende eeuw misschien wel het rijkste kerspel van Nederland was, gezien het feit dat hier toen zeven boeren woonden wiens vermogen elk op meer dan 100.000 gulden werd geschat (dat is, geloof me, héél veel voor die tijd) . Dat kan ik me heden ten dage totaal niet voorstellen, maar toch is het waar. Aan het begin van de achttiende eeuw werd er veel land rondom het Reitdiep ingepolderd. Het gevolg was dat de grondeigenaren steeds rijker werden. Toen ook nog eens de macht van de Groningse adel afnam, kregen de ‘grote’ landbouwers steeds meer invloed. Rond Zuurdijk concentreerde macht zich bij een klein aantal boerengezinnen die door onderlinge huwelijken en erfenissen steeds machtiger werden. Deze tijd wordt ook wel aangeduid als de ‘Boerenrepubliek’, waarbij deze families grote invloed over het economische en maatschappelijke leven uitoefenden. Mijn moeder heeft me eens verteld dat zij ooit met een jongen uit Zuurdijk in de klas zat. Het enige wat ze nog van hem wist, was dat hij een rijke boerenzoon was die naar het internaat in Ter Apel was gestuurd. Zijn ouders waren boeren dus gewoon dag in dag uit aanwezig op de boerderij, maar toch werd hij op een internaat geplaatst. Dit zal dus wel iets met rijkdom en status te maken hebben. Hij zal een telg uit één van de laatste rijke boerenfamilies in Zuurdijk zijn geweest, want al aan het eind van de negentiende eeuw werden de Zuurdijker boeren voorbijgestreefd door de boeren in Oost-Groningen, waardoor er anno 2014 nog maar weinig te zien is van deze eens zo glorieuze tijd. 
   De deur van de kerk is open. Voorzichtig loop ik naar binnen en kom wederom voor een verrassing te staan: ook het interieur is totaal anders dan wat ik gewend ben te zien. De muren zijn niet gestukadoord of bepleisterd, maar de wirwar van oude stenen is simpelweg wit gekalkt. Het meubilair is van donker eikenhout, wat voor een bijzonder contrast zorgt. Het lijkt eerder alsof ik een oud Shakespeariaans kasteel ben binnengelopen dan dat ik in een klein Gronings kerkje sta. Op de avondmaalstafel staat een vaas met een uitgedroogd boeket. Ook staat er om onverklaarbare redenen een verweerde, met verschenen bloemetjesstof bekleedde fauteuil. De parade van rijkversierde graven gaat gewoon door in de kerk. Tussen de kerkbankjes liggen de meest bijzondere stenen, die samen het gangpad vormen. Mijn favoriet is die van een persoon met de achternaam ‘van Kammen’: diens familiewapen bestaat uit drie mooie haarkammetjes.

Linksboven: het rijkversierde graf met het familiewapen van de 'van Kammen'-familie // rechtsboven: vlindertje op een graf // onder: de kerk van binnen.

Ik laat het intrigerende Zuurdijk achter me en fiets via het gehucht Ewer richting Houwerzijl. Aan dit dorp heb ik goede herinneringen. Toen ik nog heel jong was, gingen mijn ouders vaak met mij rondtoeren door Noord-Groningen. Niet zelden deden we dan Houwerzijl aan om naar de Theefabriek te gaan. Deze is gevestigd in de negentiende-eeuwse gereformeerd-vrijgemaakte kerk en bijbehorende pastorie. Er is een museum over thee, een theeschenkerij en een winkeltje met allerlei soorten thee. Als theeliefhebber kan ik hier mijn geluk niet op! Vanaf Houwerzijl is het nog een kleine drie kilometer naar Zoutkamp. 

Zoutkamp

Zoutkamp ligt nog net in Groningen, maar op de grens met Friesland. Bij Zoutkamp komen het Reitdiep, de Lauwers en het Hunsingokanaal bij elkaar, en stromen vervolgens door het Lauwersmeer in. Dit is dus tevens het eindpunt van mijn etappe langs de oostelijke oever van het Reitdiep. Nu is het dorp een toeristische trekpleister met haar mooie haven, vele restaurants en het zeer aan te raden visserijmuseum, maar vroeger had het dorp hele andere functies: tijdens de Tachtigjarige Oorlog diende het als verdedigingsbolwerk en later als belangrijk vissersdorp.
   Zoutkamp lag namelijk op een uiterst strategische plek; tot de uitgraving van het Eemskanaal in 1876 was dit de enige toegang tot de stad Groningen vanaf zee. In 1576 werd de schans ‘Soltcampe’ gebouwd, waar het Spaanse garnizoen legerde. Tijdens de Slag om Zoutkamp in oktober 1589 werd dit Spaanse bolwerk veroverd door de geuzen. Er kwamen vooral soldaten te leven, maar er woonde ook een predikant en er was een garnizoenskerkje. De geuzen trokken vanaf hier de Ommelanden in om de katholiekgezinde inwoners een lesje te leren. Zij waren bijvoorbeeld degenen die Warfhuizen in de hens hadden gezet, zoals hierboven beschreven.
   In de eeuwen daaropvolgend verwerd Zoutkamp tot een echt vissersdorp. De garnalenvisserij was veruit de belangrijkste sector. In 1950 fuseerden twee lokale firma’s tot het bekende garnalenverwerkingsbedrijf Heiploeg. In de jaren ’60 werd de Lauwerszee afgesloten en de haven verplaatst naar Lauwersoog, hetgeen betekende dat de karakteristieke garnalenkotters verdwenen uit de haven van Zoutkamp. Heiploeg bleef echter opereren vanuit Zoutkamp. De garnalen werden gepeld door huisvrouwen in Zoutkamp. Na het thuispelverbod van 1990 verschoof dit naar Midden- en Oost-Europese landen. Ik hoorde van iemand die bij Zoutkamp in de buurt woont dat al het pellen nu gebeurt in Marokko. Dat vond ik erg vreemd om te horen. Marokko? Ik vroeg hoe dit in z’n werk ging. Ongepelde garnalen worden vanuit Zoutkamp naar Spanje gereden, en daar overgeladen in boten naar Marokko. Gepelde garnalen worden dan weer terugvervoerd naar Zoutkamp, waar de laatste bewerkingen plaatsvinden. Is dat dan geen superdure methode met al die transportkosten, vroeg ik me af. Misschien wel. In 2013 kreeg het bedrijf een miljoenenboete na kartelafspraken. Heiploeg vroeg in januari 2014 faillissement aan, na meer dan 50 jaar één van de grootste werkgevers in de omgeving te zijn geweest.

Zoutkamp

Ik ben vaker in Zoutkamp geweest, maar ik blijf het een fijne plek vinden om te komen. Er hangt een zilte zeelucht, zo één waarvan je weet dat die lekker gezond is. Er staan kraampjes die vis en, natuurlijk, garnalen verkopen en er is ook een kraampje aan de haven dat allerlei soorten ijs verkoopt. Het is ’s avonds, maar nog steeds warm, dus ik kies twee bolletjes ijs uit en eet het op terwijl ik op het muurtje aan de haven zit en naar de prachtige boten kijk. Het Reitdiep glinstert in de ondergaande zon. Wat een mooie dag was het. En de tocht is nog niet afgelopen; volgende keer fiets ik via de andere zijde terug.