maandag 11 augustus 2014

Langs het Boterdiep: van Toornwerd naar Rottum

Deze zomer reis ik langs het Boterdiep van Groningen naar Uithuizen en zal verslag doen van alle mooie en bijzondere plekken die ik onderweg tegenkom. Mijn doel is om te laten zien dat ook dichtbij huis prachtige plaatsen te vinden zijn, allen met hun eigen verhaal. Deze keer blog ik over het achtste gedeelte: van Toornwerd naar Rottum.

Dat het noorden van de provincie Groningen een wierdenlandschap heeft, mag als geen verrassing komen. Des te noordelijker ik kom, des te meer kleine dorpjes en gehuchten liggen op zo’n verhoging, veilig voor de woeste zee daar in de verte. De bebouwing van die dorpjes is heel kenmerkend radiaal. Zo ook Kantens. In het midden, op het hoogste punt, staat de kerk. Daaromheen loopt een ringweg waar vier wegen aan vast zitten. Als je van bovenaf kijkt, is het net of een kindje een tekening van een de zon heeft gemaakt; een cirkel met streepjes eraan vast. Het Boterdiep is dwars door de wierde heen gegraven. In het dorp wonen zo’n 750 mensen. In de eerste drie kwartalen van de negentiende eeuw ging het Kantens voor de wind. Het was zelfs 202 jaar lang een eigen gemeente. Hier vielen naast de kerkdorpen Kantens, Zandeweer, Rottum, Stitswerd en Eppenhuizen, ook de gehuchten Doodstil, Eelswerd, Holwinde en Startenhuizen onder. In 1990 is de gemeente Kantens met de omliggende gemeenten Usquert, Warffum en Hefshuizen opgegaan in de nieuwe gemeente Eemsmond.


Ik wandel op mijn gemakje door het dorp. Er fietsen enkele mensen en ik hoor iemand het grasmaaien. Bewonderend loop ik een rondje om de mooie, goed onderhouden kerk. De toren is omstreeks 1200 gebouwd, de kerk iets later. Op de kerktoren staat geen haantje maar een leeuw, zoals ik inmiddels vaker ben tegengekomen op mijn ontdekkingsreis langs het Boterdiep. De leeuw symboliseert de familie Lewe, het invloedrijke geslacht dat in de Ommelanden woonde. Na de Reductie van Groningen, waarbij de Ommelanden overgingen op het protestantisme, ontkwam ook dit kerkje spijtig genoeg niet aan de vernielende geestdrift van haar toenmalige kerkvolk. Tijdens de Beeldenstorm werden beelden en altaren verwijderd, muurschilderingen met witkalk besmeerd en kunstschatten op het kerkhof verbrand. Het is niet voor te stellen in dit vredige dorpje.



Even later zet ik mijn tas neer op een bankje aan het Boterdiep, recht onder de molen van Kantens. Deze molen draagt de naam ‘Grote Geert’. Wat een prachtig plekje is dit. De wieken van de molen worden reflecteert in het water, waar enkele eendjes in watertrappelen. Aan de waterkant grote, gevaarlijke berenklauwen met hun grote, witte bloemen. Daarboven de blauwe lucht met plukjes wolken. De koren- en pelmolen Grote Geert werd in 1818 gebouwd en in 1852 verhoogt. Tijdens deze verhoging werd een gedicht aangebracht op de gevelsteen boven de dichtgemetselde westelijke ingang: Toen men 1818 telde / En onze Heer mij hier stelde / Ben ik na een tijd van dertig jaar / Doorstaan van stormen en gevaar / Verhoogt hieronder mijne stelling / Van ruim drie ellen. De naam ‘Grote Geert’ stamt pas uit de eerste helft van de twintigste eeuw. De toenmalige molenaar Geert Nienhuis zag vanaf de stelling zijn zoon beneden lopen en voelde zich bijzonder groot. Hij was een Grote Geert. 



Op ongeveer anderhalve kilometer ten noorden van Kantens slaat het Boterdiep abrupt rechtsaf in oostelijke richting. Dit gebeurt ongeveer ter hoogte van Eelswerd. Dit gehucht bestaat uit een wierde met wel één boerderij erop. Toch wordt de plek al voor het eerst genoemd in het jaar 1000. Toen stonden er meerdere boerderijtjes, die allen samen zijn gegaan tot één grote. Dat het in ieder geval groter is dan nu, is te merken aan het feit dat Eelswerd zelfs een eigen kerspel vormde. De kerk moet op die van Stitswerd hebben geleken. Helaas was de kerk geen lang leven beschoren. In 1568 verkeerde het al in een staat van vervallenheid en werd het gedegradeerd tot kapel. Een aantal jaar later, na de Reductie van Groningen, bleek de kerk overbodig en werd het helemaal afgebroken.

Een eindje verderop was het allemaal niet zo’n treurig gebeuren. Het plaatsje Rottum, één van de mooiste dorpen van Nederland naar mijn mening, had het beter voor elkaar. In Rottum wonen wel 95 mensen en daartoe worden ook de gehuchten Helwerd, Holwinde en Bethlehem gerekend. Er loopt echter een klein weggetje richting een hoog opgetrokken beboste wierde, waar zich een piepklein dorpje bevindt. De huizen zijn charmant, de tuinen goed onderhouden en alle drie de straatjes schoongeveegd en netjes. Overal groeien bloemen, met name rozen en papavers. Het is er stil. 


Het is moeilijk voor te stellen dat dit vergeten dorpje eeuwen geleden van groot belang was voor de noordelijke bekering tot het christendom, en bovendien een klooster bezat met macht en invloed over grote delen van Noord-Groningen. Laten we bij het begin beginnen. Volgens de overlevering stond er op de plek van Rottum, toen al een wierde, in 433 een heidense tempel. De Friezen, zoals Groningers destijds nog werden genoemd, aanbaden zowel Germaanse als Romeinse goden. Dit veranderde echter een aantal decennia later met de komst van Liudger, beter bekend als de eerste bisschop van Münster en opvolger van Bonifatius. Het was zijn taak de Friezen te bekeren tot het christendom. In Rottum liet hij naar eigen zeggen de tempel slopen en de afgodsbeelden verwijderen. De Groningers stonden, zoals het hen betaamt, aanvankelijk enigszins nuchter tegenover het christendom. Zo speelt het verhaal dat een blinde dichter genaamd Bernlef bij een ontmoeting met Liudger in Helwerd (aldus behorende tot Rottum) bewijs zocht en het volgende zei: ‘Als uw god zo machtig is, toon mij dan een teken’. Daarop legde Liudger zijn hand op Bernlef’s oogleden waardoor deze beste man gelijk weer kon zien. Dit soort wonderlijke verhalen en overleveringen zorgden ervoor dat het christendom toch een aantrekkingskracht vertoonde en dat het christendom in het hoge noorden voeten aan de aarde kreeg.

Tussen 1195 en 1210 werd op de plek van de voormalige tempel het Benedictijnse mannenklooster Juliana gebouwd, vernoemd naar de heilige Juliana, martelares uit Nicomedië. Het klooster breidde zich in korte tijd enorm uit en bezat 1184 hectare land waaronder het eiland Rottumeroog, dat naar het dorp is vernoemd. De omliggende gehuchten die ik heb genoemd, maakten allemaal deel uit van het klooster. In Bethlehem, een naam die ons nu misschien een beetje onverwacht in de oren klinkt daar in het Groningse land, stond bijvoorbeeld een nonnenklooster. Maar aan alles komt een einde. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog, in 1587 om precies te zijn, koos de toenmalige abt Jodocus Oxius (Joost Zuur) als enige in de Ommelanden de kant van de protestanten en de Oranjes, met als gevolg dat de Spanjaarden woedend een deel van het klooster verwoestten. Wat er nog overbleef raakte de eeuwen erna alleen maar meer in verval en uiteindelijk verrees op de fundamenten van het klooster in 1889 een nieuwe, Nederlands-hervormde kerk. Een zegel van het klooster is wel bewaard en ligt in het Groninger Museum.

Ik zit op het stoepje voor de kerk, dat prachtigste locatie heeft. Natuurlijk kan ik ver kijken, de groene vlaktes strekken zich uit tot aan de horizon. De zon verwarmt mijn gezicht. Het is hier een heel gelukkig plekje, al is het maar zo’n klein stipje op de kaart.

Volgende week publiceer ik het allerlaatste gedeelte van de Boterdiep-reeks!





Geen opmerkingen:

Een reactie posten