zaterdag 30 mei 2015

Belofte maakt schuld: een eeuwenoud verhaaltje uit Krewerd

In het plaatsje Krewerd stond ooit een prachtig huis. In de tweede helft van de dertiende eeuw woonde hier de rijke Tyadeke met haar zoon Menco. Ze waren met zijn tweeën omdat Menco’s vader was overleden na een mislukt rondje paardrijden. Op een dag werd zoon Menco plotseling erg ziek. Zijn moeder bad voor zijn genezing. Het zag er niet goed uit. Maar Tyadeke bad en bad en bad en beloofde heilig dat als Menco nog zou genezen, zij een kapel zou laten bouwen in Krewerd. Die was er namelijk nog niet. Ja, knikte ze, ze zou een kapel stichten op eigen grond, van haar eigen geld. En ze zou ook nog het jaarsalaris voor de priester betalen. En wonder boven wonder, Menco knapte op en herstelde volledig. Hij was weer gezond.

Maar de kapel werd niet gebouwd. Tyadeke ‘vergat’ haar belofte, of schoof haar plichten steeds verder voor zich uit. Ze had zichzelf inmiddels een ander, ietwat dringender doel gesteld: om Menco aan de vrouw krijgen. Hij was al bijna dood geweest, vrouw- en kinderloos, dus om dit de volgende keer te voorkomen was het hoog tijd voor huwelijk en kinderen. Mind you, Menco was toen waarschijnlijk nog maar in zijn vroege tienerjaren. Dat deed er niet toe bij Tyadeke. Ze had de desbetreffende vrouw al op het oog: de jonge, edele Tete. 


Bloesem in Krewerd, een klein en achteraf-gelegen dorpje in het noordoosten van Groningen, enkel te bereiken door twee kleine slingerweggetjes.

Tete woonde met haar moeder in Loppersum. Zij was een mooie en slimme dame van goede afkomst. Ook Tete was ziek geweest. Haar vader Geiko was deken en had de heilige belofte gedaan dat als Tete zou genezen, zij in het klooster zou gaan. Toen Tete genas ging Geiko ging dood. Geiko’s weduwe, en dus Tete’s moeder, Thialdis, had er geen zin in om haar jonge dochter naar het klooster te sturen. Ook deze belofte werd dus niet nagekomen, net als de kapel in Krewerd. 

Tot geluk van beide moeders, die, laten we eerlijk zijn, beide wel een beetje als boosaardige en bemoeizuchtige tuthola’s overkomen, werden Menco en Tete echt verliefd. Al snel was Tete zwanger. Maar het noodlot sloeg toe. Menco werd weer ziek en stierf dit keer. Hun kindje werd te vroeg geboren en stierf ook. Tete keerde intens verdrietig terug naar het huis van haar moeder. Ze stierf van verdriet, maar niet voordat zij op haar sterfbed haar vader’s erfenis schonk aan klooster Bloemhof (inderdaad, dat klooster van abt Emo). 


Een mereltje in Krewerd

Tyadeke en Thialdis stonden na deze tragedie als kemphanen tegenover elkaar. Thialdis was boos op klooster Bloemhof en claimde dat de erfenis nu aan haar toeviel. Ook meende ze aanspraak te maken op de erfenis van Menco. Er brak een heftig conflict uit over de erfrechten. De twee vrouwen waren zó vijandig dat hun leven werd beheerst door haat. Hierdoor kwam Tyadeke tot inkeer en besloot alsnog de kapel te bouwen. Precies zoals ze al die jaren geleden had beloofd: op haar eigen grond, van haar eigen geld. Op deze wijze lostte ze haar oude gelofte in en kon ook zij zonder gewetensbezwaren sterven. God had haar vergeven.  

Is dit verhaal nou een boel lariekoek? Aan de ene kant, natuurlijk is dit een eeuwenoud verhaal, en de feitelijke waarheid is dan altijd iets waar over getwijfeld kan worden. Aan de andere kant, het staat te lezen in het Kroniek van Klooster Bloemhof, en is wel rond dezelfde tijd opgeschreven. Het doel van de tekst is wel heel duidelijk: God laat niet met zich spotten en zorgt ervoor dat gedane beloftes gehouden dienen te worden. Belofte maakt schuld.


De kerk van Krewerd, gesticht door Tyadeke. Een groot gebouw voor een dorpje met een kleine 100 inwoners.

Bronnen
- Kroniek van het Klooster Bloemhof. ‘‘Over de kapel van Krewerd en hoe zij werd gesticht.’’ https://books.google.nl/books?id=rx6P48yex4oC&printsec=frontcover&dq=kroniek+klooster+bloemhof&hl=en&sa=X&ei=m1JBVbTgDI7tO7WigaAE&ved=0CCQQ6AEwAA#v=onepage&q=kroniek%20klooster%20bloemhof&f=false 
- Sillius. ‘‘Grunneger Bladzieden.’’ http://www.sillius.nl/groningana/
- Stichting Dorpsbelangen ‘de Drie Maren’. ‘‘De Mariakerk in Krewerd.’’ http://www.holwierde.net/geschiedenis/de-mariakerk-in-krewerd-een-ommelander-kleinood/
- Stichting Oude Groninger Kerken. ‘‘Krewerd: Kerk Krewerd.’’ https://www.groningerkerken.nl/kerken/print_kerk.php?id=16

zondag 17 mei 2015

Een avond in Vierhuizen

Op een schemerige zomeravond bevind ik me op een smal kerkepad tussen Zoutkamp en Vierhuizen, de horizon afspeurend naar een spook in de vorm van een ruiter met zwaard. Ik heb jammer genoeg geen geluk, de ruiter laat zich niet zien. De kans was ook klein, want volgens de overlevering rijdt de ruiter hier vaak alleen op Oudejaarsavond. Maar ja, het was het proberen waard natuurlijk.

Dit kerkepad tussen Zoutkamp en Vierhuizen bestaat al heel lang. Zoutkamp kreeg pas in 1836 een kerk, dus tot die tijd moesten de gelovige Zoutkampers naar de kerk in Vierhuizen. Zij begaven zich richting hun godshuis via een smal paadje dat door de landerijen liep. Dat paadje ligt er nu nog steeds, en gaat zelfs dwars over een boerenerf. Op die desbetreffende op-zoek-naar-de-ruiter-avond fiets ik over het kerkepaadje en twijfel ik even of ik wel goed zit; ik kan toch niet zomaar over die boer z’n erf peddelen? Maar blijkbaar is dit geen probleem. Het paadje voert me langs twee grote boerderijen, Panser en Beusum, die er vele eeuwen terug ook al stonden. Toen waren het hoogstwaarschijnlijk  borgen. Zoals alle borgen in het Groningerland kenden ook deze twee excentrieke eigenaren. Het waren bekende achternamen uit de Groninger geschiedenis; ik kom de van Lewe’s tegen, en ook de van Ewsum’s, en de familie Coenders. En de prijs voor de mooiste achternaam gaat naar de van In- en Kniphuisen’s van Asinga.

Vierhuizen

Vierhuizen is een klein, verstild dorpje temidden van weilanden. Je zou haast niet merken dat het er ligt; auto’s razen er snel aan langs op weg naar Zoutkamp of Lauwersoog. Er is één weg waarmee je aan de ene kant het dorp inkomt en aan de andere kant er weer uitgaat, met wat doodlopende zijweggetjes. Afgezien het kerkepad natuurlijk, maar dat is alleen voor wandelaars of fietsers begaanbaar (alhoewel, als je geen talent hebt voor recht sturen dan streep ‘fietsers’ maar weg, het paadje is écht heel smal en ik vreesde bij het bruggetje even voor mijn droge kleren). Midden in het dorp staat de kerk, met ernaast een prachtige pastorie dat nu een fantastische B&B is, genaamd d’Olle Pastorie. Tegenover de pastorie verkoopt een mevrouw handgemaakte schaapjes met écht wol van de schapen van haar zoon. Er zijn bruine en witte en grote en kleine. Het zijn passende souvenirs voor een dorpje dat omringt is met schapen en daarom gaan er natuurlijk drie mee naar huis. 

B&B en Sauna: D'Olle Pastorie

De handgemaakte schaapjes

Onderaan de regenboog is in Vierhuizen geen pot met goud te vinden, maar wel een hoop schapen

De kerk van Vierhuizen is een beetje een celebrity. Het is in bezit van Stichting Oude Groninger Kerken en deed in 2006 mee aan het AVRO-programma ‘De Restauratie’, dat gesponsord werd door de BankGiro Loterij. Het kerkgebouw verkeerde destijds in werkelijk deplorabele staat. De kerk van Vierhuizen werd uit de genomineerde restauratieprojecten gekozen en kreeg 900.000 euro om de boel op te knappen. Nu is ’ie netjes wit gepleisterd en kijkt stralend uit over het omliggende dorp. Het kerkhof is minstens zo interessant. Zo spot ik een nog erg gaaf uitziende grafzerk met het jaartal 1696 erop, en grafzerken met de meest indrukwekkende wapens. Ook is er een grafzerk volledig bedekt met tekst. De overledene vertelt op die zerk het verhaal hoe hij aan zijn eigenaardige dood is gekomen. Dat is wel een beetje een vreemde gewaarwording, want de in 1787 overleden man lijkt je zodoende direct toe te spreken vanuit het graf. Klaas Jans had al jaren last van een liesbreuk en besloot op een februaridag over het Reitdiep richting Groningen te schaatsen om naar de breukenmeester te gaan. Die kon hem niet helpen en toen moest hij weer terug, door de kou. Eenmaal thuis aangekomen – afgepeigerd door de pijn en door de barre weersomstandigheden – stierf hij.

De kerk van Vierhuizen

Verderop op het kerkhof staat een monumentje ter nagedachtenis aan de dertien doden die in Vierhuizen zijn gevallen tijdens de overstroming van de Westpolder in 1877. Zij liggen in een gezamenlijk graf ergens onder de grond. Er kwam ook een veertienjarig meisje om, zij was uit te logeren in Vierhuizen en ligt begraven in Houwerzijl. De Westpolder ligt ten noordwesten van Vierhuizen en werd aangelegd tussen de jaren 1873 en 1876. In 1874 kwamen er ook al dertien jongens om bij een stormvloed. Vier jaar daarna dus nogmaals. De hele dag was het slecht weer geweest en sloeg er zeewater over de dijk. En toen brak ’s nachts de dijk op twee plekken, waardoor in korte tijd de halve polder vol water stond. Boerderijen overstroomden, pannen vlogen van het dak en arbeidershuisjes stortten ineen. Sommige veehouders verloren al hun schapen en varkens in de golven. De verzilting van de grond zorgde de jaren erop voor slechte oogsten. De herstelkosten moesten de inwoners zelf betalen. Maar de noeste Groningers kwamen er weer bovenop. 

Het monument bij het massagraf, te vinden op het kerkhof van Vierhuizen

Ik loop westwaarts het dorpje uit. Ik kom langs een molen en vlak daarachter houdt het dorpje op. Het weggetje verdwijnt door een dijk in de verte. Op die dijk scharrelen kippen en grazen schapen. Ik wandel zo een heel stuk en kijk naar de ondergaande avondzon. Wat is het hier mooi, en stil. Zover ik kan zien vlakke stukken land. Ik moet denken aan een verhaal dat ik heb gelezen. Er wordt wel eens verteld dat Vierhuizen, dat ooit aan de zee lag, een heus zeeroversnest is geweest. Of dit waar is wordt ten zeerste betwijfeld, maar hee, het zou toch wel heel stoer zijn. Ik kijk vanaf de dijk nog eens naar het stille dorpje en kan me er geen zeerovers bij voorstellen. Maar we zullen het nooit zeker weten. En dat is dan ook het mooie van geschiedenis.

De dorpsstraat

Blije schaapjes op de dijk

In de verte is de molen van Vierhuizen te zien

Het pad over de dijk verdwijnt in roze en paarse luchten 

Bronnen
- Buursma, A. Kerkepadwandeling Zoutkamp-Vierhuizen. Masterplan Waddenland, Grafische Industrie de Marne, 2010.
- Westra, E. Vierhuizen van buitenaf gezien. Groningen: Eigen uitgave, 1997.
- Kerk Vierhuizen. Restauratie. http://www.kerkvierhuizen.nl/index.asp
- Marnegebied. Overstroming Westpolder 1877. http://www.marnegebied.nl/overstroming-westpolder-1877-marnegebied.html
- Het hele verhaal lezen zoals dat op Klaas Jans’ grafzerk staat? Zie de gedigitaliseerde versie hier: http://erikdegraaf.blogspot.nl/2012/02/de-eerzame-schaatser.html

woensdag 6 mei 2015

De witte juffers van Groningen

‘‘Dou ik ’n joar of vieftien was, woonde ik veur lutjemaaid op ’n ploats ien Tweihoezen. Doar mòs ik ’s mörns ien duustern altied schoapmelken. Ze harren mie verteld dat doar altied twei widde juffers deur ’t laand laipen van Tweihoezer Weg noar Dekkersweg. Op ’n mörn zag ik ze ook. Ik wer toch zó kel en veurdat ik ter op verdòcht was, zat ik op kop ien sloot. Ik bin der weer oetkomen, mor ’t schoapetouw heb ik ter bie verspeuld. Dou ’t licht wer, ben ik ter weer hèngoan, mor dou was ter niks te zain.’’
- Vertelt in Spijk, rond 1900. Opgeschreven door E.J. Huizenga-Onnekes, bewerkt door J.A. Fijn van Draat. Heksen- en duivelsverhalen in Groningerland, 1992, blz. 198.

Dit is een voorbeeld van één van de vele verhalen over witte juffers die in het Groningerland werden verteld. Er doen de gekste verhalen in de ronde. Witte juffers worden ook wel witte wieven, witte wijven of witte vrouwen genoemd. Het is een mythisch wezen, dat veelvuldig wordt aangetroffen in het volksgeloof. In heel westelijk Europa zijn er vormen van de witte vrouwen te vinden. Niet alleen in de Germaanse gebieden, maar ook in Romaanse en Keltische culturen. Natuurlijk verschillen per regio haar karaktereigenschappen en de verhalen die aan haar verbonden zijn, maar een overeenkomst is er zeker.

Witte vrouwen

Het is moeilijk informatie te vinden over het ontstaan van het volksgeloof omtrent witte vrouwen. In Nederland vindt het zijn oorsprong hoogstwaarschijnlijk in de Germaanse tijd. Witte vrouwen konden de toekomt voorspellen, en genoten daarom een hoge status. Het ‘witte’ is oud-Germaans voor ‘wijze’: het waren dus wijze vrouwen. Uit die wijze vrouwen werden priesteressen gekozen en na het overlijden van deze priesteressen bleef men hen eren bij hun graven. Er werd gelooft dat de priesteressen opstonden uit hun graf en daar ronddoolden, als een soort spoken in witte jurken. Dit waren hun doodskleden (in het Gronings: henneklaid). Maar nogmaals, de verhalen verschillen enorm en zijn slechts speculaties. Niets is zeker want er is helaas erg weinig informatie overgeleverd. Dit komt vooral door de komst van het christendom. Gedurende de kerstening werd de bevolking bang gemaakt voor alles wat pre-christelijk en dus heidens was: duivels, spoken, en noem maar op. Met heidense rituelen werd veelal afgerekend. De geschiedenis van witte vrouwen werd verdraaid en de eens zo aanbeden priesteressen werden nu afgezet als kwaadaardige heksen. In de verhalen die we nu kennen zijn ze dan ook boze figuren die de gewone sterveling verleiden en laten verdwijnen.

In Nederland komende witte vrouwen vooral voor in de oostelijke, nedersaksische provincies (Gelderland, Overijssel en Drenthe). Daar worden ze witte wieven genoemd. Ook in Groningen bestaan er tal van plaatsen waar ze gespot zijn, maar daar heten ze witte juffers. De verhalen zijn vaak jarenlang mond op mond doorgeven, totdat ze werden opgeschreven door o.a. M. Teenstra, E.J. Huizenga-Onnekes en K. ter Laan. Zoals gezegd, de aard van de witte vrouwen verschilt per regio. Alleen al tussen de oost-Nederlandse en Groningse witte vrouwen is een grote verscheidenheid aan karakteristieken te ontdekken. In het oosten van het land en Drenthe wonen zij vooral in hunebedden, moerassen en grafheuvels. Daar ligt ook hun goud verstopt. In Groningen wordt vermeld dat zij zich vooral ophouden bij wierden, kruiswegen, bruggen en kerkhoven.

Witte juffers in Groningen

Want mij vooral opviel is dat de Groningse witte juffers vaak als ‘niet kwaad’ worden bestempeld, wat in tegenstelling is tot vrijwel alle andere verhalen betreffende witte vrouwen. In Groningen doen ze je niets, maar komen ook niet in de buurt. J. Tilbusscher spreekt aan het begin van de twintigste eeuw een oud Hogelandster vrouwtje en zij vertelt hem dat de witte juffers lang geen lelijke dames zijn. En ze zijn ook gek op kerels. In andere verhalen lees ik meer over wat de juffers nou precies doen. Ze komen rond middernacht tevoorschijn, en dan dansen en springen ze wild in het rond. De wat rustigere of oudere juffers wandelen vaak in groepjes dezelfde route. In Woltersum liep er eentje met een mandje appels, samen een ridder zonder hoofd. Andere witte juffers bewaakten een schat in een heuveltje aan de noordoostkant van het Marumer bos. In Garmerwolde stonden ze in het maanlicht ‘bombuizies’ te bakken, met de pan in de hand. Bij Rottum is het helemaal gezellig want daar zaten de juffers samen aan een tafeltje in het gras thee te drinken.

Toch is het niet allemaal picknicken en dansen: er gaan ook verhalen van witte juffers met bebloede zakdoeken en bevlekte gewaden, die ‘het hoar roeg op de kop hebben’. In Zuurdijk spant er eentje de kroon: zij draagt een bebloede zweep in haar rechterhand, en een brandende toorts in de andere. Het zijn slinkse dames. Met dartele pasjes verleiden ze nog wel eens een man (want ja, die trappen daar natuurlijk wel in) en die verdwijnen dan in het niets.

Witte juffers waren veelvoorkomende mythische figuren en werden regelmatig genoemd in spookverhalen. Bijna elk Gronings dorp had wel een vaste witte juffer waarvan men wist dat die er ’s nachts rondspookte. Men was met die verhalen opgegroeid en hechtte er daarom niet veel waarde meer aan. In 1828 vraagt de Commissie voor Onderwijs de hoofdonderwijzer van Zuurdijk of hij enkele in dat dorp heersende bijgelovigheden kan noemen. De onderwijzer antwoord dat er in Zuurdijk geen sporen zijn van spook- of heksengeloof, maar voegt er achteloos aan toe dat er op een heuvel ten noorden van het dorp wel elke nacht twee juffers staan te dansen. Nou, ik zou het wel vreemd vinden als ik in het donker twee in het wit gehulde dames helemaal uit hun plaat zie gaan op een heuvel in the middle of nowhere…

Slechts éénmaal is het gebeurd dat iemand een witte juffer heeft horen spreken, hier in Groningen. Het was een zwoele zomernacht en een man was aan het werk bij het appelhof van een grote boerderij in Westerbroek. Overdag was het namelijk te heet om te werken. Plots zag hij een stoet witte juffers langszweven. Het had een bijzonder sereen, haast magisch schouwspel kunnen zijn, ware het niet dat er één witte juffer op een nogal knullige manier achter de groep aanhobbelde. Ze bleef maar over haar eigen jurk struikelen, een gênant gezicht dat danig afbreuk deed aan het betoverende moment. De man voelde geen angst en liep op de miserabel-uitziende juffer af. Toen hoorde hij haar duidelijk spreken. De man schrok want hij wist dat het heel uniek was om een witte juffer te horen praten. Ze sprak slechts één zin. Ze greep woest naar de onderkant van haar jurk en krijste: ‘‘Mien henneklaid is mie te laank!’’ Ja, deze juffer sprak in het Gronings. De man stond versteld en wist niets te zeggen. De volgende nacht was het weer raak. De juffer kwam weer als laatste en luid tierend langs gestruikeld. De man pakte een grote schaar en knipte uit medelijden een stuk van haar jurk af. Ze wierp hem een stralende glimlach toe en zwierde toen met haar mede-juffers uit het zicht. De man werd er de rest van zijn leven voor beloond met geluk, rijkdom en vrede.

Vandaag de dag worden de witte juffers niet veel meer gespot. De verhalen verdwijnen langzaamaan uit de dorpsmond, en als het niet voor het uitstekende werk van enkele folkloristen was geweest, dan waren we ze nu kwijt. Maar de verhalen zijn verzameld in enkele boeken en gewoon door te bladeren als je iets te lachen wilt hebben, of als je wilt weten of jouw dorp ook een witte juffer had die de boel op stelten zette. En als je de dames echt zelf wil zien, dan moet je een keer in de nacht of in de vroege ochtend richting een wierde of kerkhof lopen als het mistig is. Als de mist laag over de grond hangt, dan kun je ze in de verte zien. De mistflarden lijken te dansen. Ik ben gewend dat deze mysterieuze mistbanken ‘witte wieven’ heten; maar vanaf nu zal ik ze ‘witte juffers’ noemen. Ken je ze ook?

Bronnen
Boekholt, P. Th.F. M., en J. Kooi (red). Spiegel van Groningen: over de schoolmeesterrapporten van 1828. Assen: Van Gorcum & Comp, 1996.
Huizenga-Onnekes, E.J. (J.A. Fijn van Draat). Heksen- en duivelsverhalen in het Groningerland. Winschoten: J.D. van der Veen N.V., 1992.
Laan, K., ter. Groninger volksleven: verhalende folklore. Groningen: P. Noordhoff N.V., 1959.
Schreiber, F. Groninger Almanak. Ede: Verba, 2008.