dinsdag 1 april 2014

Everhard en Sanne naar het einde van de wereld: het Dingle Schiereiland

Klik op de foto's om te vergroten!


Eindelijk was het dan zover: afgelopen woensdag kwam Everhard weer op bezoek. Na tentamens en essay deadlines waren we beide toe aan vakantie en besloten we van donderdag tot en met zondag naar het westelijke schiereiland Dingle te gaan. Ik had gelezen dat dit gedeelte van Ierland eens als ‘most beautiful place on earth’ was uitgeroepen door National Geographic. Daar was niets van gelogen, kwamen we al snel achter. Ons uitje bleek één van de mooiste, leukste en gekste vakanties ooit te worden. We hebben gefietst, gewandeld, geklommen, en allerlei ‘avonturen’ beleeft in een stralend zonnetje (terwijl het in Cork regende. Mu ha ha ha). Ik was van plan een kort verslag te schrijven, maar dat is echter een beetje groter uitgevallen dan ik dacht. Dit is nou eenmaal een verslag van een grootse vakantie, het kon niet korter dan dit! Mocht je niet zo van het lezen zijn – kijk dan vooral de foto’s!

Dag 1

Op donderdag vertrokken we met de bus richting Tralee. Dit duurde 2.5 uur, maar we zaten in een redelijk comfortabele bus dus dat scheelde. Van Tralee moesten we overstappen op een boemelig busje richting Dingle, het meest westelijk gelegen stadje (oké, dorpje) van Europa. Deze rit duurde nog ruim een uur en was een stuk minder comfortabel. De vrouwlijke buschauffeur racete met tachtig over weggetjes die nauwelijks weggetjes te noemen waren, vrolijk mensen afzettend voor de deur van hun huis. De busrit zelf is vanwege de oogverblindende uitzichten alleen al fantastisch. Ik zou er enorm van genoten kunnen hebben, ware het niet dat ik druk bezig was mijn wagenziekte onder controle te houden. Toen ik één oog open deed om even naar buiten te turen, en onder mijn raam niets anders zag dan een steile, diepe afgrond, maakte het er niet veel beter op. Langzaam stapten alle mensen uit en bleven Everhard en ik over in een vrijwel lege bus. De dorpjes en huisjes verdwenen uit beeld en er waren alleen nog bergen, heuvels, schapen en glimpen van de blauwe zee te zien.

Everhard merkte terecht op: het lijkt alsof we naar de einde van de wereld rijden. Dat klopt in zekere zin ook wel, want we waren op weg naar het meest westelijke puntje van Ierland en Europa, en van hier is er niets meer dan zee en in de verte, Amerika. Het bergachtige Dingle-schiereiland is ongeveer 16 kilometer breed en 65 kilometer lang. Er wonen ongeveer 10.000 mensen (waarvan het grote merendeel in Dingle Town), en ruim 500.000 schapen. Hier en daar staan wat huisjes buiten Dingle Town, maar die zijn in deze maanden allemaal leeg. Ongeveer 70% van de huisjes die we hebben gezien zijn vakantiehuisjes. Dingle Town is een wat groter plaatsje met een supermarkt en vele, vele restaurants en pubs voor de toeristen.  Everhard heeft ook op een ander punt gelijk door te zeggen dat we naar het einde van de wereld reisden. Voor vele mensen betekende Dingle inderdaad ook het einde van de wereld, of in ieder geval, het einde van hún wereld. De landerijen zijn niet vruchtbaar. Er valt niets te verbouwen in de stenige grond. De levensomstandigheden zijn er meer dan bar. In de 19e eeuw heeft de mislukte aardappeloogst en de daarop volgende Grote Hongersnood nergens zoveel impact gehad als in Dingle. Binnen twee jaar viel het inwoneraantal van 40.000 naar 10.000 mensen. Mensen gingen óf dood, óf lieten huis en haard achter om te vertrekken naar andere delen van Ierland, en natuurlijk vertrok een gedeelte ook richting Amerika. Ook heden ten dage is het niet moeilijk voor te stellen dat het leven hier bijzonder zwaar moet zijn geweest.

Dingle.

Linksboven: Busrit. Rechts: Hostel. 

Goed, toen we uitstapten in Dingle Town (jaaa, frisse lucht!) was het twee minuutjes lopen naar ons hostel. We kregen een prachtige grote privékamer met uitzicht. De mensen van wie het hostel was waren ook bijzonder gesteld op ons. Het was een echt familyhostel, wat betekent dat je de huiskamer, keuken en badkamers deelt met de familie. Tegen de tijd dat we weer weg gingen, zou de mevrouw ons op het hart drukken weer te komen want ze vond dat wij zo geweldig actieve reizigers waren en dat wij zulke leuke dingen hadden gedaan. Bovendien had onze gastvrouw een echte Ierse charme: zo maakte ze opmerkingen als ‘Fungie the Dolphin is a show-off like all men’. Een andere leuke was ‘I can recommend you some good restaurants, but I’m not quite sure, since it’s been a long time since I’ve been taken out’, daarbij een woeste blik werpend op haar man, die zijn Oktoberfest-petje wat dieper over zijn ogen trok en naar de grond staarde. 's Middags hebben we het dorpje verkend en in de avond kochtten we een blikje drinken en namen wat toastjes mee naar de haven, waar we heerlijk bij maanlicht hebben gezeten, uitkijkend over de lichtjes in de verte.

Dingle.

Dingle. Zon, palmbomen, ijs.

Dag 2

De volgende dag was het tijd voor de Grote Fietstocht. De meneer des huizes had persoonlijk fietsen voor ons opgehaald. Vanuit Dingle kun je een 50-kilometer lange fietstocht maken langs de westelijke kant van het eiland. Dit was in één woord, geweldig. De route is prachtig, met geweldige uitzichten en aardige mensen onderweg. Overal zag je schapen, bordercollie’s en koeien (in het veld, op de weg, overal). Je doet er best lang over, want geen enkel stukje is vlak (en truth be told, Everhard heeft me soms omhoog moeten drukken haha) en uiteraard stap je vaak af om dingen te bekijken en om te picknicken. Dingle is een soort mega-openluchtmuseum, met een grote hoeveelheid aan archeologische hoogtepuntjes die hier en daar random in het land staan. Dit is typisch Iers: waar in Nederland een heel attractiepark omheen gebouwd wordt, staat hier nonchalant in de berm en fiets je er bijna aan langs. Jammer genoeg was het prehistorische Dunbeg Fort niet meer te bezichtigen want die bleek onlangs voor de helft in zee gestort (alsnog een spectaculair gezicht). Gelukkig waren de weergoden ons goed gezind, en bleven de regenbroeken in de tas. We waren vrijwel de enige fietsers. Af en toe kwam er eens iemand op de wielerfiets voorbij die dan vrolijk ‘ Lovely day’  riep. We kwamen wel veel toerbussen voorbij, wat moet dat dan wel niet zijn in de zomer. De fiets is echter de meest perfecte manier om alles op te nemen. Dat kan ik iedereen ten zeerste aanraden.

Onderweg. Rechtsonder: Cottage uit de film Far & Away die hier gedeeltelijk is gefilmd.

Onderweg. Onder: Een van de vele prehistorische hutjes, genaamd Beehives, die verspreid over de landerijen staan. We kochten een kaartje bij een man met een blije Jack Russell, want het ligt op zijn land. Rechtboven: Een cottage verlaten tijdens de Great Famine, niets veranderd intussen, alles staat nog precies net zo als toen de familie overhaast vertrok.

Onderweg.

Onderweg.


Op de fiets maak je ook de leukste dingen mee. Zo moesten we dwars door een klein riviertje fietsen dat over de weg liep, en bij mensen door de achtertuin om een archeologisch artefact te bekijken. Op een gegeven moment kwamen we, in the middle of nowhere, een asfalteermachine tegen. Drie mannen waren bezig, twee andere genoten van het uitzicht. De machine nam de gehele weg in beslag en we zouden dus eigenlijk helemaal terug moeten keren. Niet in Ierland. De mannen stopten de machine, tilden de fiets over de machine, tilden mij over de machine, zetten mij neer op het hete, verse asfalt (dag, schoenen). Intussen reed één van de asfalteerders rondjes op mijn fiets en boodt aan met mij te ruilen. Dat sloeg ik toch maar vriendelijk af. Bij Slea Head had een mevrouw haar cottage open voor koffie en thee en zaten we lekker in de huiskamer, waar een haardvuur brandde. Wat een geweldige plek op zo’n dag, maar hoe is het hier op een stormachtige dag? We fietsten door naar Dunmore Head, het meest westelijke puntje van Ierland en, als je de Ieren geloofd, ook van Europa (daar krijg je Portugezen weer heel kwaad mee).


Onderweg.

Restaurant/woonkamer.

Onderweg.

Onderweg. Rechtsonder: Gallarus Oratory, niets veranderd in 14 eeuwen.

Onderweg.

Onderweg.

Eenmaal terug in Dingle hebben we onszelf getrakteerd op Iers pub-voedsel: garlic bread, fish and chips en sticky toffee pudding. Everhard nam een Crean’s, een bier dat in Dingle gebrouwen wordt. Dit is genoemd naar de bekende Antartica-ontdekkingsreiziger Tom Crean, geboren en getogen in Dingle.  

Pub!

Zonsondergang en een zeehondje onderweg naar de pub.




Dag 3

Op zaterdagochtend gingen we een uur lang op een boot door Dingle Harbour varen, op zoek naar de dolfijn Fungie. Fungie is de meest bekende inwoner van Dingle, hij woont hier al vanaf 1983. Hij is de ster van zijn eigen show, en dat weet ie. Het is een echte uitslover. De mevrouw die de kaartjes deed, zei: ‘Oh dears, I’ ll put you in the orange boat, Fungie loves that boat’. Dat klopt, want hij liet niet lang op zich wachten om een uurtje met ons mee te zwemmen. Fantastisch!

Fungietours!

Views from the boat.

Zaterdagmiddag zijn we onze nieuwsgierigheid achter na gegaan. We vroegen ons steeds af wat nou dat gebouwtje boven op de heuvel bij Dingle Harbour was. We fietsen via een ieniemienie boerenpaadje richting de desbetreffende heuvel. Onderweg kwamen opeens een schattig maar verweerd kerkje tegen, letterlijk in het niets. Ook zagen we een ruine van iets in een dichtbegroeid stukje bos. Het is duidelijk dat op deze plekken geen toeristen, of uberhaupt geen mensen meer komen. Uiteindelijk kwamen we bij het bordje Eask Tower (zo heette de toren op de heuvel). We parkeerden onze fietsen bij een boerderij, gooiden wat geld in een emmertje en klommen over het hek. Gestaag beklommen we de 200m hoge heuvel, door de omhooglopende weilanden, over hekken klimmend, door de schapenvelden. De schapen keken ons ongeinteresseerd aan en je zag ze denken: wat zijn dat nou weer voor gekke mensen? Gelukkig had het een tijdje niet geregend anders was het te glibberig om boven te komen.

Verlaten kerkje onderweg.

Onderweg.

We beginnen de beklimming!

De toren is gebouwd in opdracht van de slinkse protestant Charles Gayer. Tijdens de Grote Hongersnood, in 1847, zette hij dit project op om de katholieke bevolking werk en dus eten te verschaffen. In ruil daarvoor moesten zij zich bekeren tot het protestantisme, natuurlijk. Ordinaire zieltjeswinnerij! De toren heeft een houten plank die oostwaarts wijst. Dit is voor de schepen die de blinde haven van Dingle niet konden vinden (kleine doorgang). Bovendien werd dit punt later gebruikt als uitkijkpost in WOII, en is er een bunker naast gebouwd.

Toen we uiteindelijk boven kwamen, stonden we oog in oog met het meest weidse panorama wat ik ooit heb gezien. Zoveel oogverblindende natuurlijke schoonheid was haast niet te bevatten. De groene heuvels, donkere bergen, de baaitjes, de stranden, de bossen, en in de verte, de Skellig Islands en de Blasket Islands (op de Blaskets woonden tot de jaren vijftig van de vorige eeuw nog mensen, maar de overheid heeft ze noodgedwongen moeten verhuizen omdat de levensomstandigheden niet meer humaan waren). We hebben er een hele tijd gestaan en gezeten, vol bewondering. Ik vroeg me af hoe lang het geleden was dat hier iemand is geweest, zo buiten de gebaande toeristische paden. Het is duidelijk dat hier niet veel mensen komen, de eenzaamheid straalde er vanaf. Wat graffiti en inkepingen in het gebouwtje lieten 1973, 1988 en 1992 als laatste data zien. We aten een cakeje en keken naar beneden. Er was wat te zien in zee. Was het een rots, een dolfijn, een walvis of toch een brokstuk van de MH370? We zullen het nooit weten.

Uitzichten.

Uitzichten.

Rechtboven en -onder: Lord Ventry's House, nu een kostschool met palmbomen.

Eenmaal terug onderaan de berg fietsten we naar Lord Ventry’s Manor, een enorm geel, haast Cubaans aandoend huis in the middle of nowhere. Het is omringt door een bos van palmbomen. Dat lijkt misschien raar, maar heel Dingle staat vol palmbomen, met dank aan de warme Golfstroom. Het is misschien een beetje raar om te zeggen over zo’n mooi en vrolijk gekleurd landhuis, maar het was de engste plek waar ik was geweest deze vakantie. Het doet nu dienst als een kostschool voor meisjes. Wie zet zijn kind nu hier neer, zo ver weg van alles, van de gewone wereld? En ook nog eens allemaal meisjes, die haast opgesloten leken te zitten in dit oude huis. Het werd nog vreemder toen er al snel tientallen meisjes zich verzamelden voor de ramen om naar buiten te gluren naar Everhard, een jongen! Ze giechelden, zwaaiden en keken schichtig om zich heen. Het was duidelijk dat ze nooit iemand van het andere geslacht zien, zouden ze wel eens uit deze geisoleerde plek komen?

Terug in Dingle Town aten we in het hostel en gingen daarna op weg naar de pubs! Dat was heel gezellig. De eerste pub was lekker Iers, er zaten enkel wat oude mannetjes uit Dingle die met elkaar aan het dollen waren. De tv stond aan op sport. Later keken we naar TG4’s Glor Tire, een Ierse talentenjacht in het Gaelic zonder de moderne poespas en opmaak. Hilarisch. De presentator vroeg aan de country zangeres: ‘Are you happy with your performance?’  Het meisje antwoordde: ‘Yes’. Dat was het interview. Later gingen we naar een andere pub waar het druk was en waar Ierse muziek werd gespeeld. Uiteindelijk dropen we moe af naar ons hostel voor het laatste nachtje in Dingle.

Dag 4

Het was weer een stralende dag. Aangezien we niet weg wilden uit het paradijs besloten we pas de bus van 16u te nemen (er gaan er drie per dag). We hebben een grote wandeling gemaakt langs de stranden en de kliffen rondom Dingle Town. Het strand was uitgestorven, met uitzondering van een oud juttertje, vogels en andere dieren. De stilte en de zilte zeelucht waren heerlijk. We hebben schelpen gezocht. Toen we het strand achter ons lieten, ging het ‘pad’, wat altijd een relatief begrip is in Ierland, over in weiland. Wederom beenden we tussen de schapen en koeien door, en klommen over hekken en over doorkruisten landerijen. De paden waren nergens verhard en slingerden langs de meest prachtige uitzichten. We pauzeerden in een prachtige baaitje. Na nog even optimaal genoten te hebben van de natuur keerden we terug naar het dorpje, kochten ijs bij de bekende zaak Murphy’s en aten het op in het zonnetje bij de haven. Aan het eind van de middag was het dan tijd om afscheid te nemen van het hostel, van de stilte en de natuur, en van de zon.

Dingle, may the road rise up to meet you, may the wind be ever at your back. May the sun shine warm upon your face and the rain fall softly on your fields. And until we meet again, may God hold you in the hollow of his hand.

Wandeling.

Wandeling.

Wandeling.

Wandeling langs het vuurtorenhuisje... Wat een plek om te wonen!

Rechtboven en linksonder: Foto's uit de bus genomen. Linksboven en rechtsonder: Everhards dierenvriendjes!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten