In dit artikel duik in de geschiedenis van het Oud & Nieuw vieren, en ben ik op zoek naar Groninger tradities omstreeks de jaarwisseling. Lees snel verder!
De jaarwisseling is van oudsher namelijk een tijd van tradities. Dat is ook niet gek: het achterlaten van een oud jaar en het begin van een nieuw jaar is nou eenmaal een bijzondere en haast mythische gebeurtenis. Het nieuwe jaar is als een blanco bladzijde die nog beschreven moet worden, en jij hebt de pen in de hand. De start van zo’n schone lei vervult ons vaak met frisse moed en hoop (vandaar goede voornemens) (die jammer genoeg vaak na een week alweer zijn vervlogen in de sleur van alledag) (maar laten we het daar maar niet over hebben) (we kennen het allemaal).
Vuurwerk! (foto: Bukz) |
Over het algemeen kijken mensen overal ter wereld uit naar het nieuwe jaar. Sinds 1575 begint in Nederland het nieuwe jaar officieel op 1 januari. Daarvoor was de datum van het nieuwe jaar variabel. Vaak begon het nieuwe jaar wanneer de lente aanbrak, dus als de natuur weer tot leven kwam en de dagen weer langer werden. Dit kon uiteenlopen van de zonnewende (21 december) tot Maria Boodschap (25 maart). Bij de Romeinen begon het nieuwe jaar op 1 maart. Dit veranderde toen Julius Caesar in 44 v.Chr. de juliaanse kalender invoerde. Vanaf die tijd was Nieuwjaar op 1 januari.
In ‘ons’ gebied, dat wil zeggen: het gebied van de Germanen, bestond de oud en nieuwviering uit een groot feest dat wel twaalf dagen duurde. Dit ‘Yulefeest’ begon op 25 december (kerst) en duurde tot 6 januari (Driekoningen). Rond de achtste dag, 1 januari dus, bereikte het feest een hoogtepunt. Dat gold ook voor de hoeveelheid dieren die geofferd werden, de mate waarin gegeten en gedronken werd en het aantal vuren dat aangestoken werd.
Ondertussen kwam Caesar’s ‘officiële Nieuwjaar’ van 1 januari niet echt van de grond. Het was de katholieke kerk die dit tegenwerkte. De kerk vond dat het nieuwe jaar maar op een christelijke feestdag gevierd moest worden. Tot en met het einde van de Middeleeuwen bestond er grote verwarring over de precieze datum van het nieuwe jaar. Daar maakte de Franse koning Charles IX in 1563 een einde aan. Hij koos voor de juliaanse editie van 1 januari. Een aantal jaren later, in 1575, werd deze regel ook in de Lage Landen ingevoerd door onze Spaanse landvoogd Requesens.
Caesar |
Een landelijk nieuw jaar betekende niet dat de jaarwisseling nu overal in Nederland op hetzelfde moment plaatsvond. Ik weet nog dat ik in mijn eerste jaar als geschiedenisstudente met verbazing zat te luisteren naar mijn docent die vertelde dat er in Nederland tot het einde van de negentiende eeuw verschillende tijden werden gehanteerd. Vroeger bepaalden kerkklokken het uur van de dag, waarvoor de zonnewijzer bij de kerk als basis diende. Dat leverde een verschil van ruim tien minuten op tussen het oosten en het westen van Nederland. Toentertijd deed dat er weinig toe, omdat mensen zelf vaak geen horloge gebruikten (of op hun telefoon konden kijken). Er werd weinig gereisd en de reistijden waren toch al lang. Iedereen keek toch op dezelfde torenklok dus die hoefde niet per se op tijd te lopen. Met de komst van spoorwegen en van de radio moest uiteindelijk wel een uniforme tijd ingevoerd worden.
Goed, vanaf toen vieren alle Nederlanders dus op 1 januari om 0:00u het begin van een nieuw jaar. In Nederland kennen we een aantal grote, algemene tradities zoals het afsteken van vuurwerk, elkaar de beste wensen overbrengen, het eten van oliebollen en achteroverslaan van champagne. En wat dacht je van de oudejaarsconferences, de nieuwjaarsvisites, het nieuwjaarduiken, etc. etc. …
Een feest vol tradities dus, de jaarwisseling.
Meid met oliebollen, door Albert Cuyp, 1652 (Dordrechts Museum) |
Op regionaal niveau zijn er vaak nog meer leuke en lokale tradities te vinden. Zo ook in Groningen. Omdat we wel van een feestje houden, begon ons nieuwjaarsfeest al op tijd: tussen Kerst en Oudjaarsdag. In die week trokken de zogenaamde Nieuwjaarszangers, mannen met harde stemmen, al zingend langs de boerderijen in de buurt. Nieuwjaarszangers waren al sinds de zestiende eeuw actief. Ik heb ergens gelezen dat zij dikwijls bejaard waren en vaak ook godsdienstig. Elke zanger had vaak een eigen terrein en hij trakteerde met name de ‘dikke’ boer op een mooi lied. Wel in de hoop daarvoor iets terug te krijgen, natuurlijk. Dat gebeurde in de vorm van geld.
In Johs. Onnekes’ boek Zeden, Gewoonten en Gebruiken in de Provincie Groningen uit 1884 wordt er gerept over ‘snikjongens’. Snikjongens zijn volgens Onnekes ‘‘jagertjes der schuiten en barges’’, oftewel, jongemannen die op de schuit werkten. Deze jongens liepen dan in kleine groepjes de dorpen en bliezen op een hoorn. Hiermee hoopten ze een ‘’nieuwjaarsgift op te blazen’’. Al in 1884 noteert Onnekes dat deze snikjongens ‘’met hun getoeter’’ vrijwel zijn verdwenen, omdat de schuiten plaats hebben gemaakt voor stoomboten. Alleen in de stad Groningen werden ze rond die tijd nog wel eens gespot.
Niet alleen de Nieuwjaarszangers en de snikjongens deden de ronde met Oud & Nieuw. Nee, het Nieuwjaarslopen of ‘Neijoarsloopen’ was veel breder dan dat. Ook plaatselijke jongeren gingen langs de deuren. Kinderen zongen liederen en de wat oudere jeugd bracht nieuwjaarswensen over. Ook in ruil voor iets, natuurlijk. (waarom zou je anders iemand een gelukkig nieuwjaar willen wensen?) Kinderen gingen akkoord met iets lekkers en pubers wilden een borrel (dat is niet veel veranderd).
Veul zegen ien t nijjoar
zet de zeupies mor kloar
n rollechie der bie
dat is goud veur mie.
Arme mensen kwamen ook langs voor een bijdrage. Er bestond in die tijd veel winterwerkloosheid op het platteland. Voornamelijk ‘‘dagloonersvrouwen’’ gingen op pad en waren voorzien van linnen of katoenen zakjes (vaak gewoon kussenslopen) waar de giften in opgeborgen konden worden. Deze bezoekjes van jeugd en armelui hadden nogal wat weg van bedelarij en waren een doorn in het oog van de overheid. Uiteindelijk werden er in de negentiende eeuw plaatselijke commissies gevormd die de uitdeling van voedsel liefdadigheidsgelden en regelden.
Natuurlijk wilden veel mensen elkaar ook gewoon een gelukkig nieuwjaar wensen zonder tegenprestatie. Men ging gezamenlijk naar de kerk en kwam bij elkaar op bezoek. Ook stuurden mensen elkaar kaartjes, met ‘veul haail en zegen’ voor het volgende jaar. Iemand een nieuwjaarswens overbrengen werd ‘het Nieuwjaar afwinnen’ genoemd.
Buskruit had Europa in de veertiende eeuw bereikt. Een paar eeuwen later was men verzot geraakt op vuurwerk en werd het maar al te graag overal gebruikt. In de achttiende eeuw stonden er al boetes op het particulier bezit van vuurwerk. Er was niet altijd betaalbaar buskruit of vuurwerk voor handen. Godzijdank verscheen er vanaf 1892 industrieel calcium carbide op de markt: carbid. Dit bleek een goedkope vervanging. Tevens kwamen in dezelfde tijd melkbussen in omloop. Bingo! Wegvliegende deksels! Carbidschieten is nog steeds een hele normale bezigheid waar ik vandaan kom. Het heeft weinig esthetische waarde, maar geeft gelukkig wel een beste knal. In mijn gedachtegang was carbid schieten iets landelijks, maar ik kwam erachter dat het alleen op het noordelijke, oostelijke en zuidelijke platteland wordt gedaan. Op zich ook wel logisch, want daar is ruimte genoeg om lawaai te maken en deksels weg te laten vliegen. Maar goed, mochten mensen vroeger noch aan buskruit noch aan carbid kunnen komen, was er een andere oplossing: gewoon lekker een geweer afvuren, met je pistool in de lucht schieten. Waarom niet, geeft ook een knal.
Carbidschieten (foto: Jjdez) |
Wat bij het traditioneel vieren van feestdagen áltijd belangrijk is, en dus ook in Groningen, is eten en drinken. De bekendste versnaperingen met Oud & Nieuw zijn kniepertjes en rolletjes. Kniepertjes zijn flinterdunne, harde, zoete wafeltjes. Behalve in Groningen worden ze ook in Drenthe (knieperties, iezerkoekies), Twente (knieperkes) en de Achterhoek gegeten. Veel families hebben hun eigen recept – zo wordt er af en toe kaneel, vanille of zelfs citroenjenever toegevoegd. Zakjes met kniepertjes worden vaak verkocht door scholen, voetbalverenigingen, vrouwenclubs en dergelijke, al zijn ze soms ook in de supermarkt te vinden. Ik zag ze een paar weken terug voor het eerst liggen bij de Albert Heijn in de stad Groningen onder de naam ‘Knijpertjes’.
De kniepertjes eten we op 31 december, omdat het oude jaar zich volledig heeft ontvouwen. Op 1 januari eten we rolletjes: deze opgerolde kniepertjes symboliseren het nieuwe jaar dat nog onbekend is. Rolletjes zijn wat bekender dan de kniepertjes, omdat die ook commercieel geproduceerd worden. We kennen allemaal wel de grote paarse dozen die in de winkels zijn te vinden: de Vegter’s Rolletjes van banketfabriek Jac. Vegter te B.V., gevestigd te Martenshoek (Hoogezand-Sappemeer). Het bedrijf bestaat sinds 1874 en heeft de rolletjes een beetje tot Gronings erfgoed gemaakt.
Kniepertjes (foto: Algont) |
In mijn familie bakken we elk jaar rolletjes. Heel traditioneel verzamelen mijn moeder, tante, nichtjes en ik ons voor de jaarwisseling bij mijn oma en toveren het kniepertjesijzer tevoorschijn. Toch is beslag voor rolletjes een beetje anders dan dat voor kniepertjes: het is vloeibaarder, omdat het meteen na het bakken nog gerold moet kunnen worden. Dat resulteert vaak in rode, verbrande vingertoppen. Maar het resultaat mag er zeker zijn!
Zelfgebakken rolletjes door m'n familie! |
Hoewel de kniepertjes en rolletjes wel een bekend fenomeen in héél Groningen zijn, geldt dat zeker niet voor de spekdikken. Ik was jarenlang in de veronderstelling dat alle Groningers rond de jaarwisseling snoepten van dit lekkernij, maar toen ik een keer Oud & Nieuw vierde in het noorden van Groningen bleek dat niet zo te zijn. Na wat onderzoek blijken spekdikken vooral voor te komen in Westerwolde en het Reiderland (ook in het Duitse Ost-Friesland). Dat is jammer voor de rest van de provincie, want spekdikken zijn een geliefde snack in mijn geboortestreek. Vanwege hun dikke consistentie zijn ze uitermate geschikt als bodem voor alle nieuwjaarsborrels.
De belangrijkste bestanddelen van de spekdikken zijn roggemeel, eieren en stroop. Het deeg moet de avond van tevoren gemaakt worden en een nacht staan (niet zo geheime truc). Ze worden in hetzelfde knijpijzer of wafelijzer gebakken als de kniepertjes. Er worden een stukje vet spek en twee tot vier stukjes droge worst meegebakken. Thuis gebeurt het jammer genoeg bijna niet meer, ook de spekdikken worden met name gebakken bij verenigingen en verkocht op jaarmarkten en kerstmarkten.
Spekdikken (foto: Tamojan) |
Kniepertjes, rolletjes en spekdikken zijn de bekendste voorbeelden van eetbare tradities die te maken hebben met de Groninger jaarwisseling. Vroeger bestonden er nog meer. Zo vertelde mijn moeder me eens dat ze een familie kende die op 1 januari altijd stamppot snijbonen at. Na wat research bleek dit geen uitzondering te zijn, het eten van stamppot snijbonen was best een wijdverbreid gebruik in Groningen. De snijbonen waren de in het zout gelegde bonen van de afgelopen oogst. Op de eerste dag van het nieuwe jaar mocht het vat namelijk pas geopend worden. De stamppot werd gegeten met gerookt spek en rookworst. Stamppot snijbonen was natuurlijk een handig anti-katergerecht. Nu ken ik niemand meer die dit doet; de inmaakmethode stamt natuurlijk van vóór het wecken en invriezen van groenten. Daarnaast: heb je nog wel plek voor zo’n zware maaltijd na een dag vol nieuwjaarsvisites?
Spekdikken als bodem voor de drank en stamppot snijbonen als anti-katermaaltijd - die Groningers konden er wat van, mensen! Op de boerderij begon het feest op 1 januari al vroeg. Na het verzorgen van het vee mocht het personeel gezamenlijk koffie drinken met de boerenfamilie. De boer nam dan een grote teug brandewijn met rozijnen, en gaf de kop met de brandewijn vervolgens door volgens de hiërarchie op de boerderij.
En na de brandewijn volgde honingdrank, en bier en …
Het is duidelijk dat Groningers met veel vertier het nieuwe jaar inluidden! Laten we deze tradities in ere houden. Veul haail en zegen!
Bronnen
Brouwer, R. Groningen en Ommelanden in grootvaders tijd. Den Haag: Kruseman, 1976.
Onnekes, Johs. Zeden, gewoonten en gebruiken in de provincie Groningen. Culemborg: Blom & Olivierse, 1886.
Schreiber, F. Groningse volksgebruiken het hele jaar rond. Ede: Verba, 2005.