donderdag 29 oktober 2015

Verdwenen dorpen, deel 7: Bellingeweer

In mijn serie ‘Verdwenen dorpen van de Ommelanden’ ben ik op zoek naar bijzondere plaatsjes in de Groninger Ommelanden die hun status als 'dorp' ergens in de geschiedenis zijn verloren. Die dorpjes kunnen zijn verdwenen door ontvolking, oprukkende industrie of overstromingen - maar ook doordat een nabijgelegen grotere plaats het voormalige dorpje heeft opgeslokt en tot gehucht of (woon)wijk heeft gemaakt. Het plaatsje van vandaag is er eentje uit die laatste categorie: Bellingeweer is nu een woonwijk van Winsum, maar was ooit een zelfstandig dorpje. 

Ik fiets door de woonwijk Bellingeweer in Winsum. Bellingeweer is eigenlijk een verdwenen dorp, want ooit was het zelfstandig en lag het op een wierde in het platteland. Die wierde werd trouwens al rond de jaartelling opgeworpen en is nog steeds vaag te zien in het landschap. Het nabijgelegen dorp Winsum heeft zich door de jaren heen flink uitgebreid, zodoende Bellingeweer opgeslokt en tot onderdeel van Winsum gemaakt. Ik ben vandaag op zoek naar een overblijfsel dat verwijst naar dit verdwenen dorp Bellingeweer. 

Laatst kwam ik met de bus door Winsum en viel me op dat er bij Bellingeweer iets ommuurd was. Er staken grote, donkere bomen boven de oud uitziende muren uit. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en al snel vond ik uit dat het om een historische begraafplaats ging. Dus duurde het niet lang voordat ik besloot op de fiets te stappen en zelf een kijkje te nemen.

Dat doe ik nu dus. De begraafplaats ligt verscholen achter een rij mooie huizen. Langzaam fiets ik er langs om ergens een ingang te ontdekken. Ik vind een smal paadje dat tussen twee huizen door loopt en tot het hek van de ommuring leidt. Bij gebrek aan een fietsenrek of iets dergelijks zet ik mijn fiets tegen de netjes bijgehouden heg van de buren aan, in de hoop dat de eigenaar het niet doorheeft. 

Na een korte worsteling met het hek loop ik het voormalige kerkhof op (hoe is het mogelijk dat het áltijd en óveral hetzelfde is met hekken en mij). Er staat namelijk geen kerk meer. Toen Bellingeweer steeds meer bij Winsum ging horen werd het kerkje afgebroken, in 1824. Die kerk was toen nog geen twee eeuwen oud want die werd pas in 1641 gebouwd. 


Het ontbreekt me nogal aan bronnen betreffende Bellingeweer. Toch kunnen we even kort de geschiedenis induiken. Daarbij springt één element gelijk in het oog: dat de geschiedenis van het dorp en de parochie nauw verbonden is met de familie Tamminga die de plaatselijke borg bewoonde. 
De Tammingaborg, of het ‘Huis (te) Bellingeweer’ stond iets ten zuidoosten van de begraafplaats die ik nu bezoek. Het was een borg met een dubbele gracht en zonder al te veel versiersels. Het is heel goed mogelijk dat de Tamminga’s verantwoordelijk zijn voor de stichting van de parochie Bellingeweer. Een parochie kan in het leven geroepen als er voldoende middelen en goederen zijn. Die worden vaak geschonken door een kerkelijke organisatie of op initiatief van een groep inwoners. In dit geval wordt er vanuit gegaan dat een enkel geslacht (de Tamminga’s) alle goederen hebben geschonken. Daardoor was de parochie een ‘eigen kerk’ van de stichter. 

De eerste Tamminga van Bellingeweer die in de archieven te vinden is, is ene Allert. Hij leefde in de zestiende eeuw en was geen vergevingsgezinde man. Het toenmalige kerkje van Bellingeweer kende een pastoor met een kleptomanische neigingen. Toen de pastoor op een dag werd betrapt terwijl hij een kelk onder zijn gewaad probeerde te verstoppen, liet Allert hem onthoofden – wat misschien wel een beetje een overdreven straf is voor diefstal.


Rond de tijd dat de pastoor zijn hoofd verloor, brak ook de Tachtigjarige Oorlog uit. Allert was fan van de Spanjaarden en moest niets hebben van de Oranjegezinde protestanten. Boze geuzen ruïneerden in 1581 Allert’s huis en de door zijn familie gebouwde kerk en pastorie. Blijkbaar heeft de kerk ruim zestig jaar, tot 1641, in puin gelegen, want die werd pas heropgebouwd door Allert’s zoon Onno. Onno’s grafsteen ligt nog steeds in Bellingeweer.

Allert en Onno hadden, zoals zoveel bewoners van Groninger borgen, een reeks interessante opvolgers met gekke namen en nog gekkere acties. Zo komen we iemand tegen met de voornaam ‘Schotto’, en ene ‘Lamoraal van der Noot van Risoir’ (hoe verzin je het). Enkele generaties later verschijnt er een Clara Feyoena ten tonele. Op haar zeventiende schreef ze een bundel gedichten die in de herfst van 1746 verscheen, in die tijd een bijzondere gebeurtenis voor een jonge vrouw. De bundel heette ‘Bellingeweerder Uitspanningen’. 


Clara’s vader heette Pier Willem. P.W. was overtuigd aanhanger van de Oranjepartij. Toen Willem IV in 1747 als stadhouder werd aangesteld, versierde hij zijn Tammingaborg en organiseerde allerlei festiviteiten. In die tijd werd de borg ook nog eens verbouwd. Op een gegeven moment werd hij zelfs lid van de Staten-Generaal in Den Haag. 

Pier Willem’s zoon Frans Onno stierf ongehuwd. Sappig detail: Frans stierf dan misschien ongehuwd, maar niet kinderloos: hij zou naar verluidt een kind hebben verwekt bij een ‘daglonersche’ met de naam Geertruid Fuck van Sijtzema. Lees de naam nog eens goed: Geertruid FUCK van Sijtzema – tja, dan kunnen we Frans Onno maar weinig kwalijk nemen natuurlijk (grapje hoor). 


Frans’ erfgenamen boden het huis al snel te koop aan nadat Frans het loodje had gelegd. Er kwam een zeeman te wonen samen met zijn vrouw. Het ging niet om een bijzonder gelukkig echtpaar: de zeeman had ernstige verkwistingsproblemen wat betreft geld- en goederen. Hij perste zelfs zijn eigen vrouw af. Die riep de hulp in van de hoge justitiekamer en die besloot dat het huis weer verkocht moest worden. De broer van de zeeman werd de nieuwe eigenaar. Hij was incasseerder van belastingen. Toen hij en zijn vrouw kwamen te overlijden in 1819 en 1820, werd de borg op afbraak verkocht. 

Naast dat de grote geldschieters van de kerk en pastorie nu allemaal dood waren, was Bellingeweer inmiddels bijna onderdeel van het oprukkende Winsum geworden. In 1824 werd daarom door kerkvoogden en notabelen besloten de boel in Bellingeweer maar af te breken. 

Op de plek wat ooit het borgterrein was, staan nu woonblokken. Er is dus eigenlijk nog maar weinig van te zien van het voormalige terrein. Dat is jammer, want de Tammingaborg speelde een belangrijke rol in het voormalige dorp Bellingeweer. Gelukkig is er nog wel het ommuurde kerkhof een eindje verderop: een overblijfsel van het ooit zelfstandige dorpje. Er liggen heel wat oude graven die doen denken aan de tijd dat alles in Bellingeweer nog heel anders was. Ik zie eeuwenoude stenen met familiewapens en grafsymboliek. Er staan haantjes afgebeeld, en vlindertjes en zelfs herten. Bomen, klavertjes en ankers en bijlen. Ik vraag me af wie deze mensen zijn geweest: woonden ze in de huizen die in dit oude straatje staan/stonden, de straat die nog steeds Bellingeweer heet? Kenden ze de Tamminga’s? Waren ze de bakkers, kleermakers en smeden van Bellingeweer? Gingen ze elke zondag vroom naar het kerkje dat later met de grond gelijk zou worden gemaakt? 



Ik sluit (met enige moeite) het hekje van Bellingeweer en laat het kerkhof achter me. Voor ik weet ben ik zo midden in het drukke centrum van Winsum. Wat vreemd te bedenken dat ik net van een verdwenen dorpje ben gekomen, dat ooit zo alleen op het platteland lag… 

Bronnen
Alma, R. (red.) Winsum 1057-2007. Winsum: Stichting historische uitgaven Winsum-Obergum, 2007.
Formsma W.J., R.A. Luitjens-Dijkveld Stol en A. Pat. De Ommelander Borgen en Steenhuizen. Assen: Van Gorcum, 1987.

zaterdag 17 oktober 2015

Van Lauwerszee tot Dollard tou, deel 2: de Westpolder

In deze serie fiets ik langs de Groninger zeedijk van het Lauwersmeer naar de Dollard. Ik ontdek op die manier de Groninger kustlijn en stuit daarbij op mooie plaatsjes en interessante verhalen. Kortom: Van Lauwerszee tot Dollard tou! 

Vanaf Lauwersoog fiets ik in oostelijke richting over de Kustweg. Aan mijn rechterhand bevindt zich het Lauwersmeergebied, aan mijn linkerhand de dijk. Achter de dijk strekken zich kwelders uit zover als het oog rijkt. De wind waait er hard en er krijsen meeuwen. Het is even flink trappen om vooruit te komen. Plots buigt de dijk naar het noordoosten en maakt het Lauwersmeergebied plaats voor een weids lapjesland van akkerbouw. Dit is de Westpolder.  

De polder ligt op de grens van de Waddenzee en de voormalige Lauwerszee en werd aangelegd tussen 1873 en 1876. Het initiatief om het buitendijkse gebied ten noorden van Vierhuizen in te polderen kwam vanuit een aantal lokale boeren die recht hadden op de kweldergronden. Maar er leek wel een vloek te rusten op de inpoldering en bedijking van het gebied… 

De Westpolder

Een jaar na aanvang van de werkzaamheden bleek al dat de dijk, die deels klaar was, niet bestand was tegen het water. In het voorjaar van 1874 sloeg het woeste water toe en verzwolg een groot deel van de dijk. En niet alleen de dijk verdween in de golven – ook dertien polderwerkers van wie de onderkomens niet voldoende versterkt waren. Vreemd genoeg is dit een redelijk onbekende ramp, zeker in tegenstelling tot die van drie jaar later. 

Enfin, na dat ongelukkige voorjaar van 1874 kwam het project niet echt goed meer op de rails. Er ontstonden grote financiële problemen omdat polderwerkers staakten en betere onderkomens eisten (geef ze eens ongelijk), en omdat de dijk nogmaals beschadigd werd tijdens een herfststorm in datzelfde jaar. Er kwam een achterstand in het werk en de kosten bleven maar stijgen. Uiteindelijk werd door de boeren besloten de aannemer uit te kopen en in zee te gaan met een andere aannemer. Daarmee ging het beter en uiteindelijk kwam de Westpolder gereed in 1875. 

Er verrezen enkele enorme boerenhoeven. De hoog uitgevallen lasten wogen zwaar op de schouders van de boeren en er moest dus snel veel geld verdiend worden. 

Één van die grote boerenhoeven: Klein-Midhuizen (foto: Hans Zant)

Maar helaas – enkele jaren na de voltooiing van de inpoldering hadden de weergoden het wederom voorzien op de Westpolder. In de nacht van 30 op 31 januari 1877 werd de polder getroffen door een stormvloed. De hele dag was het slecht weer geweest en sloeg er zeewater over de dijk. En toen brak ’s nachts de dijk op twee plekken, waardoor in korte tijd de halve polder vol water stond. De grote boerderijen overstroomden, pannen vlogen van het dak en arbeidershuisjes stortten ineen. Sommige veehouders verloren al hun schapen en varkens in de golven. 

Veertien mensen vonden de dood. Op het kerkhof van de kerk van Vierhuizen staat een monumentje ter nagedachtenis aan de dertien doden die in Vierhuizen zijn gevallen tijdens die overstroming van de Westpolder in 1877. Zij liggen in een gezamenlijk graf ergens onder de grond. Er kwam ook een veertienjarig meisje om, zij was uit te logeren in Vierhuizen en ligt begraven in Houwerzijl.

Maar daar houdt het niet op. Terwijl er gelijk met de herstelwerkzaamheden was begonnen in februari 1877, was het met Pasen weer raak. Een vloed zette de gehele polder wederom onder water en hoewel er geen slachtoffers vieren, zorgde de verzilting van de grond de jaren erop voor slechte oogsten. De herstelkosten moesten de inwoners zelf betalen. Maar de noeste Groningers wisten zich te handhaven en kwamen er weer bovenop.

Monument te Vierhuizen, ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de overstroming van 1877. Maar waarom niet voor de polderwerkers uit 1874?

Ik zei al: er leek wel een vloek te rusten op de Westpolder. In 1994 werd op de oude Lauwerszeedijk een monument onthuld als herinnering aan de trieste geschiedenis van de polder.

Gelukkig zijn de dijken anno 2015 een stuk sterker. Ik fiets door een prachtig landschap. Er lopen enkele rechte wegen door de velden, maar verder is er bijna niets. 

De Westpolder wordt gedomineerd door zeven grote boerderijen die in lijn van zuidwest naar noordoost midden in de polder staan. Hier woonden de rijke boerengeslachten zoals we die kennen in de Groninger geschiedenis. Leden van enkele van deze families, zoals Mansholt, Louwes en Zijlma, bekleedden hoge bestuursfuncties. De boerderijen hebben allemaal een eigen naam. In 1875 werden de boerderijen Nieuw Midhuizen, Manneplaats en Torum gebouwd, in 1876 Nieuw Onrust, Nieuw Zeeburg en Fletum en in 1901 Klein Warkemaheerd. 

Midhuizen (foto: Hans Zant)

Klein-Midhuizen (foto: Hans Zant)

Wat opvallend is, is dat Torum en Fletum genoemd zijn naar voormalige dorpjes in het verdronken Reiderland bij de Dollard – aan de andere kant van de provincie dus. Torum is waarschijnlijk de bekendste boerderij: het werd gebouwd door Derk Roelof Mansholt, grootvader van Sicco Mansholt. Sicco is geboren op Torum. Iedereen die wat weet van het Europees landbouwbeleid of die Frank Westerman’s briljante Graanrepubliek heeft gelezen, zal wel bekend zijn met Sicco Mansholt. Van 1945-1958 was hij minister van Landbouw, van 1958-1972 Europees commissaris belast met landbouw en in 1972-1973 voorzitter van de Europese commissie. 

Mansholt was de geestelijke vader van het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid. Subsidiëring van de landbouw zou van boeren arbeiders maken waarmee boeren deel konden nemen aan de delen van de burgerlijke cultuur die voor arbeiders openstonden, zoals vakanties. Het kwam er op neer dat de staat alle grond tegen een redelijke prijs van de boeren zou opkopen, en dat de boeren daarop pachter zouden worden, waardoor de staat zou kunnen bepalen wat en hoeveel er verbouwd zou gaan worden. In de periode na zijn tijd als Eurocommissaris kreeg Mansholt spijt van de invoering van de landbouwsubsidies en schaalvergroting. Maar zijn pogingen om deze ongedaan te maken mislukten.

Wat een levensverhaal hè. Nou, die man komt dus van de boerderij Torum. Vanaf Torum is het niet ver meer naar het dorpje Vierhuizen. Vierhuizen is een klein, verstild dorpje temidden van weilanden. Je zou haast niet merken dat het er ligt; auto’s razen er snel aan langs op weg naar Zoutkamp of Lauwersoog. Er is één weg waarmee je aan de ene kant het dorp inkomt en aan de andere kant er weer uitgaat, afgezien enkele doodlopende zijweggetjes en een smal kerkepad richting Zoutkamp. Vroeger, toen de Westpolder nog niet bestond, lag Vierhuizen aan zee. Er wordt wel eens verteld dat het dorp een heus zeeroversnest is geweest… Voor meer over Vierhuizen, lees dan mijn artikel ‘Een avond in Vierhuizen’ van 17 mei 2015.

Vierhuizen


Vierhuizen

Ik verlaat Vierhuizen in noordoostelijke richting en passeer daarbij gehuchten als Menneweer, Midhuizen en Westerhorn. In de verte zie ik de herkenbare kerktoren van Hornhuizen. Volgende keer stap ik daar weer op! 

Bronnen
Weerden, J.S., van. De Westpolder: de geschiedenis van een Waddenpolder en zijn ingelanden. Waterschap Westpolder, 1960.
Westerman, F. De Graanrepubliek. Amsterdam: Atlas, 1999.
www.marnegebied.nl 

dinsdag 6 oktober 2015

Verdwenen dorpen, deel 6: Ladysmith

In mijn serie ‘Verdwenen dorpen van de Ommelanden’ ben ik op zoek naar lang vergeten dorpjes in de Groninger Ommelanden. Vandaag bevind ik me iets ten noorden van Delfzijl, waar ooit een gehucht met de bijzondere naam 'Ladysmith' lag. Ik vind dit persoonlijk één van de meest bijzondere verhalen die ik tot nu toe ben gekomen in mijn reisjes door de Groninger Ommelanden. 

Ladysmith, Zuid-Afrika, 1847-1902

Er was eens een mooi Spaans meisje genaamd Juana María de los Dolores de Léon. Ze was een weeskind van adellijke afkomst en woonde in de stad Badajoz. In 1812, toen ze veertien jaar was, werd haar stad voor de vierde keer bezet door de troepen van Napoleon. Gelukkig wisten de Britse en Portugese troepen hier, zij het op een bloedige manier, een eind maken. De Franse troepen begonnen toen maar met het plunderen van de stad. Juana zocht, samen met haar zusje, bescherming bij een aantal Britse officieren die net buiten de stadsmuren verbleven. Daar ontmoette Juana majoor Harry Smith. Het was liefde op het eerste gezicht en ze trouwden enkele dagen (!) later. 

In plaats van bij zijn familie in Engeland te gaan wonen, besloot Juana dat zij haar Harry niet zo lang kon missen. Ze vergezelde hem op vrijwel al zijn militaire expedities. Dit was ongewoon voor een vrouw in die tijd: ze heeft heel wat ontberingen en zware situaties mee moeten maken. In 1847 vertrokken de geliefden naar Zuid-Afrika, waar de intussen geridderde Sir Harry gouverneur van de Kaapkolonie werd. Ook was hij een hoge commissaris voor de koningin en opgeklommen tot Luitenant-Generaal. Maar het was zijn vrouw die de show stal. Juana heette inmiddels Lady Smith en de nederzetting Windsor in de provincie KwaZulu-Natal werd in 1850 omgedoopt tot Ladysmith. De nederzetting groeide uit tot een flinke stad. 

Ladysmith in Zuid-Afrika

Jaren later, in het jaar 1900, toen Harry en Juana beide al overleden waren, werd Ladysmith het toneel van de Tweede Boerenoorlog. 

Even wat achtergrondinformatie: in de negentiende eeuw waren de afstammelingen van Nederlandse kolonisten (Boeren) naar het noorden van Zuid-Afrika gemigreerd om te ontkomen aan de Britse heerschappij in het zuiden (bij de Kaapkolonie). Deze Nederlandstalige Boeren stichtten daar in het noorden een aantal Boerenrepublieken waarvan er uiteindelijk twee grote over bleven: Transvaal en de Oranje Vrijstaat. De Britten wilden heel Zuid-Afrika veroveren en kropen steeds noordelijker. Na een aantal schermutselingen bereikte de spanning een hoogtepunt en brak er een oorlog uit.

De Tweede Boerenoorlog was dus een oorlog tussen de Boeren van Transvaal en de Oranje Vrijstaat enerzijds, en het Britse Rijk anderzijds. De stad Ladysmith was voor de Britten het centrale punt voor operaties in de regio Natal. De troepen van de Boeren omcirkelden de stad en bezetten Ladysmith van begin november 1899 tot het einde van februari 1900. Ongeveer 3000 Britse soldaten lieten het leven tijdens de Boeren bezetting. 

Uiteindelijk resulteerde de oorlog wel in een overwinning voor het Verenigd Koninkrijk – al kostte dit zoveel inspanningen en geld dat de overwinning dezelfde uitwerking had als een nederlaag. De laatste Boeren (met de prachtige naam ‘de bittereinders’) gaven zich over in mei 1902 en de oorlog eindigde met het Verdrag van Vereeniging. Het Verdrag van Vereeniging luidde het einde in van de onafhankelijke Boerenrepublieken. De strijd had het leven gekost aan 7000 Boeren, ongeveer 28000 Boerenvrouwen en -kinderen in Britse concentratiekampen, circa 20.000 mensen van inheemse afkomst en 22.000 Britse soldaten. 

Ladysmith, Nederland, 1901-1974

Tijdens de Tweede Boerenoorlog leefden veel Nederlanders mee met de Boeren in Zuid-Afrika. Zo ook aannemer Janske Bruggemann, die de Boeren met hart en ziel steunde. Janske bouwde in 1901, nabij Uitwierde ten noorden van Delfzijl, een buurtschapje met zeven huizen. Deze huisjes waren grotendeels bedoeld voor kleigravers en stonden bijna tegen de Waddendijk aan gebouwd. Janske doopte het buurtschapje Ladysmith, een naam die verwees naar de Boerenbelegering van Ladysmith in Zuid-Afrika. 

Links in de hoek Ladysmith, daaronder Uitwierde en Biessum en rechtsboven Delfzijl (foto: Hans Zant)

In een boek over Uitwierde, stammend uit 1987, herinnert een hoogbejaarde voormalig inwoner van Ladysmith zich deze Janske als iemand die ontzettend tekeer kon gaan over de Britse troepen en hun aanvoerder Chamberlain. Janske is droevig aan zijn eind gekomen; hij is verdronken in de gracht van een nabijgelegen boerderij. 

Toen Janske begon met het bouwen van Ladysmith, heette het streekje ‘Naterij’. Nu anno 2015 Ladysmith weer is verdwenen, wordt het streekje weer ‘Naterij’ genoemd. Het streekje ontleende zijn naam aan een oud perceel, dat reeds in de Franse tijd werd genoemd. Toen behoorde het toe aan ene Trien of Trijntje Naat. Het perceel en het huis dat erop stond waren dan ook bekend als ‘Trinaat’ of ‘de Naterij’. Het heeft dienst gedaan als herberg en omdat het huis tamelijk groot is, verhuurden de bewoners soms ook kamers. 

De Naterij (foto: Hans Zant)

Het perceel ‘de Naterij’ werd in 1901 dus plots vergezeld door een aantal nieuwe huisjes en ‘Ladysmith’ genoemd. Aangezien deze naam een tikkeltje te exotisch was voor de gemiddelde Groninger, werd het gehuchtje wat minder poëtisch ‘Laddiesmit’ genoemd. Een eindje verderop werden aan de dijk nog vier van hetzelfde soort huurhuisjes gebouwd. Die vier huisjes werden in de volksmond de ‘hoeskes onner diek’ genoemd. De huur voor de nieuwe huisjes was destijds één gulden vijftig per dag. Eens kwam het voor dat een bewoonster –een weduwe met zeven kinderen – niet de huur op kon brengen en zonder pardon het huis uit werd gezet.

Foto: Hans Zant

Foto: Hans Zant

Het gehucht Ladysmith en de ‘hoeskes onner diek’ werden vanaf 1966 tot en met 1974 met de grond gelijkgemaakt vanwege de aanleg van de Hogelandsterweg en de verhoging en verbreding van de zeedijk. Een deel van de oude dijk is nu nog steeds te zien. 

In 1976 werd bedacht dat het nu lege gebied van Ladysmith, samen met het naastgelegen gebied Voolhok, een landschapspark met kinderspeelplaats moest worden. Voolhok is een ingepolderd stukje Eemsdelta tussen de oude zeedijk en de nieuwe Deltadijk waar bijzondere planten- en diersoorten te vinden zijn. In dat landschapspark zijn enkele ruïnes te vinden. Dit zijn geen echte overblijfselen van de huisjes van Ladysmith, maar opgemetselde muurtjes die een onderdeel vormen van het kunstproject dat in 1976 werd gerealiseerd door beeldend kunstenaar Peter van Haagen. 

Jammer genoeg zijn anno 2015 het landschapspark, de speelplaats en het kunstproject erg overwoekerd en is er nog maar weinig van te zien. Wat een ironie; het monument voor het verdwenen dorp Ladysmith brokkelt nu zelf af. Het wordt een beetje een spookachtige plek, bedenk ik me als ik langs het verwilderde stukje natuur loop. Afgezien het verderop gelegen gemaal dat de naam Ladysmith draagt en ervoor zorgt dat de Delfzijlsters droge voeten houden, is er straks niets meer wat ons aan Ladysmith doet herinneren. 

De 'ruïnes' van Ladysmith

Ladysmith

De overblijfselen van de oude dijk is duidelijk te zien achter de huidige dijk

En zo komt dit bizarre verhaal tot een einde. Het is het verhaal van een jong Spaans meisje dat verliefd werd op een Engelse officier, haar naam gaf aan de nederzetting Ladysmith in Zuid-Afrika, dat vervolgens achtergrond werd van een gruwelijke oorlog. Het is ook het verhaal van Janske Bruggemann, een fanatieke Boeren-sympathisant uit Delfzijl, en het verhaal van de arme kleigravers van ‘Laddiesmit’.  

Het zonnetje glinstert in het felblauwe water. Ik sta op de dijk bij Ladysmith en denk aan Juana. Het dappere veertienjarige meisje had tijdens die vreselijke Franse bezetting en plunderingen nooit kunnen bedenken dat haar naam aan een stad in Zuid-Afrika gegeven zou worden. En niet alleen in Zuid-Afrika, maar ze gaf haar naam ook aan plaatsen in Australië, Canada en Wisconsin. En natuurlijk aan de allermooiste plek: in het noorden van de provincie Groningen.

Bronnen
Doorn, F. van, en P. Hermans. Fietsen rond de wereld in Nederland. Houten: Spectrum, 2013.
https://www.natuurmonumenten.nl/natuurgebied/biessumerbos/route/wandelroute-biessumerbos-en-voolhok-groningen
http://www.staatineemsdelta.nl/2536/ladysmith
http://www.voko-lichen.nl/voolhok_ladysmith/voolhok_ladysmith.html