maandag 31 augustus 2015

PR-verslag // juli en augustus 2015

JULI

01-07-2015. ''Verborgen plekje: Ranum'' op winsum.nieuws.nl. Meer dan 4500 lezers. Lees het volledige artikel hier: http://winsum.nieuws.nl/nieuws/20150701/verborgen-plekje-ranum-2/


05-07-2015. Start van mijn blogs voor Stichting Oude Groninger Kerken. Bij het 'Laatste Nieuws' kun je artikelen van mij vinden: http://www.groningerkerken.nl/index.php?s=1&ln=1. Bekijk Flickr voor de foto's: https://www.flickr.com/photos/groningerkerken/albums/with/72157655649652189

06-07-2015. Start van mijn wekelijkse zomervakantieblogs voor de Groninger Krant. Check hier alle vakantieblogs: http://www.groningerkrant.nl/sanne-meijer/


07-07-2015.
Jippie, sannemeijeronderweg.blogspot.nl heeft de 10.000 views bereikt! 

16-07-2015. Start van een nieuw, spannend en héél tof project in samenwerking met de Groninger Krant (www.groningerkrant.nl). Binnenkort meer informatie... Stay tuned!


17-07-2015. ''Verborgen plekje: Maarhuizen'' op winsum.nieuws.nl. Lees het volledige artikel hier: http://winsum.nieuws.nl/nieuws/20150717/verborgen-plekje-maarhuizen/ 


AUGUSTUS 

10-08-2015. Provincie Groningen (@provgroningen) volgt en promoot mijn blog via het officiële Twitter-account van de provincie.


17-08-2015. ''Fietsen langs verdwenen dorpen: Ranum, Maarhuizen, Vliedorp.'' De eerste drie delen van mijn serie 'De verdwenen dorpen van de Ommelanden' zijn gepubliceerd in de Ommelander Courant, met een oplage van 29.500 kranten. 


donderdag 27 augustus 2015

Verdwenen dorpen, deel 4: Klein Maarslag

In mijn serie ‘Verdwenen dorpen van de Ommelanden’ ben ik op zoek naar lang vergeten dorpjes in de Groninger Ommelanden. Vaak zijn de overgebleven historische kerkhoven het enige bewijs dat er op deze eenzame plekken ooit een dorp heeft gestaan. De artikelen in deze serie verschijnen eens in de paar weken, en zullen afgewisseld worden met andere verhalen. Dit keer fiets ik naar een wel heel afgelegen plekje: Klein Maarslag.

Ik had zelf ook niet kunnen raden dat ik me op een regenachtige zaterdagmiddag in een molen zou bevinden, met een kachel tegen mijn benen, een kat aan mijn voeten en een heerlijk stuk poffert op mijn bord. Blijkbaar was het lot me gunstig gezind, al was ik daar niet de hele dag van overtuigd geweest. Eerder deed ik Ranum en Maarhuizen aan, en was daarbij flink natgeregend. Voor de oplettende lezer: op de foto’s in deze blog is inderdaad bijna geen regen te zien; de meeste foto's heb ik een paar weken later op een zonnigere dag genomen. In ieder geval strompelde ik op die regenachtige dag uit zelfmedelijden maar het dichtstbijzijnde etablissement binnen: dit bleek ‘de Malle Molen’ in Mensingeweer te zijn. De molen staat midden in het dorp en fungeert als een koffie- en theeschenkerij. De aardige mevrouw die er werkt kwam op me afgesneld en vertelde dat ze me had zien fietsen in de regen, en ik werd gelijk bij een kacheltje gezet. En daar zit ik nu nog steeds, te wachten tot de regen voorbij is. 



Het geeft me de gelegenheid dit prachtige plekje eens goed in me op te nemen. De Malle Molen is stijlvol ingericht. In de ene hoek kunnen kindertjes spelen en in de andere hoek worden spulletjes uit Groningen verkocht. Boven in de molen is een expositie te bezichtigen. Het is vandaag Open Molendag, vandaar dat de molen op een zaterdag open is. Normaliter is de Malle Molen enkel op zondagen geopend. Terwijl ik van mijn kop thee en poffert geniet, lees ik wat boeken die op tafel liggen en over Groningen gaan. Intussen komen er twee mensen binnen die het Pieterpad lopen. De meneer heeft een chihuahua in een babydraagzak op zijn buik hangen. Het hondje keft woest naar de streepjeskat die zich aan mijn voeten heeft genesteld. De chihuahua worstelt zich uit de draagzak en de meneer valt bijna om. De kat neemt totaal geen notie van alle ophef en slaapt rustig door. 


Als het droog is neem ik afscheid van de vrijwilligers in de molen en koers richting Maarslag. Een jaar geleden was ik al eens in Groot Maarslag. Dit is een bijzonder misleidende plaatsnaam want het gehucht Groot Maarslag is allesbehalve groot. Ik herinner me een perfect ronde wierde met vier boerderijen erop. Nu ben ik op weg naar het iets westelijker gelegen Klein Maarslag, dat zelfs nóg kleiner is: het bestaat uit één boerderij en een historisch kerkhofje op een wierde. Het is te bereiken via een lang betonpad, waarbij ik pal tegen de wind in fiets tot ik niet verder kan, want het pad loopt dood. Aan het eind, naast de boerderij, ligt het kerkhofje. Het is misschien wel één van de meest afgelegen plekken die ik in de Ommelanden ben tegengekomen. 

Er zijn in principe nog twee andere toegangswegen. Ten eerste is er het kleipad naar het bos Abelstok, maar dit zandpad is enkel begaanbaar per benenwagen of stevige mountainbike. Ook is er nog het lijkenpaadje, dat vanaf Groot Maarslag naar het betonpad loopt, maar deze is overwoekerd en ook niet echt te betreden. Groot Maarslag heeft nooit een eigen kerk en kerkhof gehad, en daarom moesten de doden dus begraven worden in Klein Maarslag. Vandaar het ‘lijkenpaadje’. 

Het lijkenpaadje

Vroeger was het helemaal dramatisch om Klein Maarslag te bereiken. De voorganger moest vanuit Mensingeweer komen, in een klein koetsje met paarden. De paarden werden bij de boerderij naast de kerk gestald, en de predikant moest daar, na een barre tocht, niet zelden weer tot zijn positieven komen bij het haardvuur. Daar had ik na mijn fietstocht ook wel zin in, maar helaas, geen haardvuur in Klein Maarslag voor mij – maar gelukkig wel een uiterst bijzondere plek die ik nu van mijn to-see-lijstje kan strepen. 

Ik loop naar het hek waarbij, asjemenou, zelfs een informatiebord staat. Helaas verkeert het in deplorabele staat en is er niets van te lezen. Gelukkig had ik me thuis ingelezen. Het is nu moeilijk voor te stellen in deze oase van leegte, maar Klein Maarslag was ooit een volwaardig dorp. Sterker nog, in de Middeleeuwen was het juist een ontzettend strategisch gelegen plaats. Ooit stroomde hier de rivier de Hunze, waarvan de stad Groningen afhankelijk was. 




De inwoners van Klein Maarslag leefden van de visvangst en de handel en deden hun gebeden in het kerkje dat midden in het dorp stond. De St. Marcellusvloed van 1361-1362 maakte een eind aan deze voorspoedige tijden. Na deze catastrofale overstroming werd het Reitdiep van zeedijken voorzien, en daardoor verwerd de noordelijke benedenloop van de Hunze tot een klein riviertje. De inwoners van Klein Maarslag waren nu aangewezen op landbouw, dat misschien de geleidelijke tendens van ontvolking heeft ingezet. Dat een stelletje boze Friezen in 1584 besloot een groot deel van Klein Maarslag in de fik te zetten hielp ook niet echt mee. De kerk werd dapper weer opgebouwd. Hoewel Klein Maarslag in de achttiende eeuw nog een grotere parochie was dan Mensingeweer, duurde het niet lang meer voor het toch echt gedaan was met het dorp. 

In 1811 werd de kerk wegens bouwvalligheid op afbraak verkocht. De kerk had een houten klokkenstoel, die werd vernieuwd en bleef staan tot 1911. Bij een archeologisch onderzoek in 1953 zijn de fundamenten van het kerkje blootgelegd. Die contouren zijn nu met keisteentjes aangegeven. Het kerkje was hoogstwaarschijnlijk twaalfde-eeuws. Het vreemde is dat bij de bouw hiervan één van de muren een aantal graven heeft afgesneden. Dit betekent dus dat er al een begraafplaats was vóórdat het kerkje gebouwd werd. Er zijn namelijk ook geen aanwijzingen gevonden van een houten voorganger van het kerkgebouw. Wat dit verhaal helemaal spannend maakt is dat er een héél oud graf is gevonden, waarbij het geraamte in de ‘verkeerde’ richting is begraven – kan Klein Maarslag dan een voorchristelijk grafveld zijn geweest? 




Die vraag spookt door mijn hoofd als ik het hekje naar het kerkhof open duw. Ik volg de stenen en schelpenpaden die mij vertellen waar de kerk heeft gestaan. Aan het begin van de zeventiende eeuw werd het koor van de kerk vergroot, hoogstwaarschijnlijk om ruimte te creëren waar leden van de familie Wiersema begraven konden worden. Binnen dit deel van het koor stuit ik namelijk op zes grafstenen met deze naam. Hierbij ligt ook de oudste grafsteen van Klein Maarslag: die van Kornelis Wiersema, overleden in 1609. Wonderlijk genoeg is deze grafzerk het best bewaard gebleven van allemaal. Natuurlijk heeft de steen 200 jaar ‘veilig’ in de kerk gelegen – maar ligt na de afbraak van de kerk in 1811 inmiddels ook al 200 jaar buiten, onderhevig aan regen, wind, hagel en sneeuw.


Op de zerken van de Wiersema’s is hun familiewapen afgebeeld, dat bestaat uit een pelikaan met haar jong. Je verwacht over het algemeen niet zo’n exotisch dier te vinden op een verlaten kerkhof in de Ommelanden. Tenminste, ik niet. De achtergrond is bijzonder. Volgens een legende prikte een pelikaan ooit haar eigen borst door om zo haar kroost te kunnen voeden met bloed. Hierdoor wekte de pelikaan haar kroost tot leven. De pelikaan staat symbool voor het lijden van Christus. 

De overige grafstenen staan schots en scheef, enkele zijn afgebroken en uit sommige zerken groeit onkruid. Ik loop ze één voor één langs. De wind waait hier harder dan ooit. De bomen maken een dreigend suizend en ritselend geluid. Ik trek een paar takken weg en kijk in de verte. Wie hebben hier gewoond? En hoe leefden zij? Hoe zag het dorpje er ooit uit? Wat deed men om te overleven in de koude winters? Ik probeer me een levendig dorpje te visualiseren in deze leegte, maar het lukt niet. Het is hier simpelweg te eenzaam. Diep onder de indruk laat ik Klein Maarslag achter me, maar ik neem me voor snel terug te komen. En dat gebeurt: een paar weken later doe ik het kerkhofje nogmaals aan tijdens een lange wandeling, om wat zonnigere foto’s te kunnen maken. Het plekje heeft niets van zijn kracht verloren: wonderlijk genoeg raak ik alleen maar meer in de ban. 






Bronnen
Familie Wiersema. ''Klein Maarslag.'' http://www.fam-wiersema.nl/kleinmaarslag/kleinmaarslag.htm
Genealogiesite. ''De pelikaan van Klein Maarslag.'' http://members.home.nl/genealogiesite/Genealogie778.htm
Mulder, M. ''Klein Maarslag: kerkhof bij voormalige kerk.'' Stichting Dodenakkers. Gepubliceerd 08-11-2009. http://www.dodenakkers.nl/begraafplaatsen/begraafplaatsen-in-groningen/344-kleinmaarslag.html
Stulp, B. Verdwenen dorpen in Nederland, deel 4: Noord-Nederland (Waddeneilanden, Groningen, Friesland). Falstaff media, 2012.

maandag 17 augustus 2015

De hippies en hillbillies van Abelstok

Laatst zat ik in de bus van Groningen naar Lauwersoog. Ergens tussen Mensingeweer en Wehe-Den Hoorn viel mijn blik op een groot bos dat aan mijn linkerhand opdoemde. Het verbaasde me een bos te zien in dit deel van de wereld; de rest van het landschap bestaat uit uitgestrekte akkers en weilanden. Het bleek te gaan om het ‘Abelstok’; een dorpsbos dat beheerd wordt door Staatsbosbeheer. Dat lijkt allemaal niet zo spannend, maar ergens in mijn achterhoofd kwam de naam ‘Abelstok’ me bekend voor. Na wat zoekwerk wist ik het weer: ik heb eens een oude Groningse sage gelezen die over dit gebied gaat. 


Het bos is pas in 1923 aangelegd, maar de streek ‘Abelstok’ komt al veel langer voor. De sage die ik net noemde heb ik bijvoorbeeld eens gelezen in de vorm van een rijmpje dat in de Groninger Volksalmanak van 1839 stond. De sage gaat over de herkomst van de naam Abelstok en de herkomst van de dorpsnamen rondom het gebied. Ene Abel zou gewed hebben dat hij met een polsstok over het water kon springen (Abelstok). Hij sprong zó ver dat hij uit het zicht verdween en iedereen hem kwijt was. De mensen riepen: ‘‘Wee, o, wee!’’ (Wehe). Met Abel was echter niets aan de hand en om iedereen duidelijk te maken dat hij nog leefde, blies hij op zijn hoorn (Den Hoorn). De mensen begrepen het er zeiden opgelucht tegen elkaar: ‘‘d’ Mens is er weer!’’ (Mensingeweer). 

Één ding van deze sage is in ieder geval waar, en dat is dat de streek Abelstok aan het water ligt. Dat water heet de Kromme Raken en speelt ook een rol bij andere verhalen over de herkomst van de naam ‘Abelstok’. Sommige mensen zeggen dat ‘stok’ zou kunnen verwijzing naar een smalle loopbrug met één leuning over de Kromme Raken. Anderen beweren dat het is genoemd naar een paal (stok) die om praktische redenen bij het water was geplaatst namens de abt van een nabijgelegen klooster – en dat ‘Abelstok’ dus eigenlijk van ‘abtenstok’ komt. 


In de twintigste eeuw wordt het echt interessant: want dan wordt Abelstok het decor van hippie- en hillbillypraktijken. De veelbewogen twintigste eeuw van Abelstok begint in 1923, wanneer Johannes Petrus Bos uit Wehe-Den Hoorn zijn oog laat vallen op dit streekje. Bos had al een boerderij en akkerbouwbedrijf in Wehe-Den Hoorn, maar wilde in Abelstok een appel- en perenboomgaard aanleggen die onderdeel uit ging maken van zijn kwekerij ‘de Morgenzon’. Daar hoorde ook een boerderij bij. Nadat Bos was overleden, ging de kwekerij naar zijn neef. Die verkocht Abelstok uiteindelijk aan een Haagse adviseur op het gebied van landbouwbeleid. Deze liet het dagelijks toezicht over aan een bedrijfsleider, wat niet helemaal goed ging. Al snel kwam de Hagenees in de problemen omdat justitie in 1969 beslag legde op de goederen van zijn hypotheeknemer. Pas in 1978 kreeg de hij weer toegang tot de kwekerij. De boerderij in Abelstok was inmiddels onbewoonbaar verklaard. 

Een oude foto van boerderij Abelstok, die ik -heel aardig- toegestuurd heb gekregen van een lezer.

De Hagenees vond het tijd voor biologisch verantwoord fruit en besloot te stoppen met het gebruik van insecticiden. Biologische productie was helemaal in – het waren immers de sixties en de seventies. Abelstok trok jongeren uit het westen aan die in de boomgaard wilden werken. Dat vonden Groningers maar raar en er werd druk gepraat over die ‘langharige jongens uit de Randstad’ die op Abelstok werkten. Blijkbaar was het hebben van lang haar not done in Groningen. ‘‘Het zijn de hippies,’’ fluisterden de omwonenden naar elkaar. In het Nieuwsblad van het Noorden van 22 juli 1971 wordt een inwoonster uit Wehe-Den Hoorn geïnterviewd over deze ‘vreemde nieuwe mensen’. Zij vond de jongeren, ondanks dat zij ‘abnormaal leven’, wel aardig. Ze had alleen te doen met de kinderen die op Abelstok geboren werden en wel een heel vrije opvoeding kregen. De jongeren van Abelstok leefden namelijk in een commune. Het Nieuwsblad vermeldt dat dit spannende gebeuren een geliefd onderwerp was voor buurpraatjes. 



De groep jonge werkers werd door het Nieuwsblad omschreven als ‘een macro-biotische commune bestaande uit steeds wisselende mensen van verschillende nationaliteiten’. Dat artikel is trouwens fantastisch om te lezen. De commune had, bij het afwezig zijn van de Hagenees, de boerderij en de boomgaard een beetje overgenomen. Een foto laat een jonge vrouw zien die, met wijde kleren en een sjaal om haar hoofd, de was doet. De Hagenees is niet blij met de commune, vertelde hij aan de krant. Hij wond er geen doekjes om: ‘‘Het is daar een invasie van Amsterdamse viezigheid geworden op mijn boerderij. Ik zal ze er zo snel mogelijk uit proberen te gooien.’’ Inderdaad, het was al snel bijna gedaan met commune. Bij het artikel werd ook een foto van Atje geplaatst: de knappe en langharige 24-jarige ‘leider’ van de commune. Onder de foto staat aandoenlijk: ‘Communeleider Atje zit op zijn gemak in de opkamer en begrijpt niet wat er aan de hand is.’ Verder maakt de schrijver van het artikel nog melding dat het leventje op Abelstok rustig is, dat er veel beesten om de boerderij lopen en dat er Indiase sitarmuziek uit de ramen klonk. Een artikel in het Nieuwsblad van twee weken later meldt dat de burgemeester zich uiteindelijk ook met de kwestie moest bemoeien. Er wordt veel gedebatteerd over de ‘Commune-van-Atje’. Uiteindelijk moesten Atje en zijn vrienden weg omdat het huis, jaren daarvoor al, onbewoonbaar en dus onveilig was verklaard.

Jammer genoeg wierp de biologische productie letterlijk maar weinig vruchten af en werd er besloten Abelstok geheel te laten verwilderen – wat niet moeilijk was, gezien dit ondertussen allang aan de gang was. De Hagenees vond een verwilderde boomgaard een ‘rustpunt’ in een omgeving vol akkers voor de landbouw. Maar de hippies waren nog niet klaar met Abelstok. In 1975 kraakte een groepje Amsterdammers de onbewoonbare boerderij en brachten het fruit naar de hoofdstad. 



Toen de Amsterdammers succesvol verwijderd waren, veranderde Abelstok van Woodstock in Hillbilly-land. De Hagenees regelde dat er een man ‘van middelbare leeftijd’ op Abelstok kwam te wonen. Die man van middelbare leeftijd bivakkeerde in een caravan in de boomgaard. Hij had een jachtvergunning en een geweer. Het was zijn taak stropers en ongenode fruit-plukkers op afstand te houden. Het was geen peace, love en sex meer wat de klok sloeg – zo gezellig het een aantal jaar terug was geweest op Abelstok, zo grimmig was de situatie nu.

In 1977 brandde de oude boerderij af. Drie jaar later gaf de Hagenees op en gaf Abelstok aan Stichting het Groninger Landschap. Abelstok was nu een natuurgebied. In 1984 werd er een stuk bos bijgeplant en zodoende kreeg het de vorm van een dorpsbos. Het hele gebied is momenteel onder beheer van Staatsbosbeheer en heet nu ‘Abelstokstertil’, naar de brug die over het water loopt. 



Het is warm als ik over een zandpaadje vanaf Klein-Maarslag naar Abelstok wandel. Via een prachtig paadje met hoge bomen kom ik uit bij het bos. Er is één ‘hoofdweg’, maar daar wijk ik van af via een smal en platgetrapt paadje. Het paadje voert me langs prachtige kromgegroeide fruitbomen, en ik zie appeltjes hangen. Het geurt er heerlijk en de zon valt door de bladeren in bundels uiteen op de bemoste grond. Het paadje wordt steeds smaller tot die helemaal dichtgegroeid is en ik om moet keren. Ik loop het hoofdpad af tot ik bij een betonpad komen dat onder de brug door leidt, langs de Kromme Raken. Dan sta ik bij het gemaal Abelstokstertil. Er varen mensen langs en het ziet er allemaal prachtig uit. De honderdduizend muggensteken die ik in het bos ben opgelopen probeer ik maar even te negeren. Ik pluk wat bloemen die langs de kant van de weg groeien en steek ze in mijn haar. Flowerpower. 


zondag 9 augustus 2015

Verdwenen dorpen, deel 3: Vliedorp

- UPDATE 06/09/2015: I.s.m. de Groninger Krant is deze blog verfilmd. Zie: http://www.groningerkrant.nl/2015/09/sanne-in-de-ommelanden-aflevering-1-niekerk-en-vliedorp/

In mijn serie ‘Verdwenen dorpen van de Ommelanden’ ben ik op zoek naar lang vergeten dorpjes in de Groninger Ommelanden. Vaak zijn de overgebleven historische kerkhoven het enige bewijs dat er op deze eenzame plekken ooit een dorp heeft gestaan. De artikelen uit deze serie verschijnen eens in de paar weken, en zullen afgewisseld worden met andere verhalen. Vorige week bezocht ik het bijzondere kerkje van Niekerk (zie het verhaal hieronder), en nu loop ik van daar verder om op zoek te gaan naar het verdwenen dorp Vliedorp.


Ik ben in de wolken; ik heb één van de mooiste wandel- en fietspaden van de Ommelanden ontdekt. Ik wandel via het kerkepad van Niekerk naar Houwerzijl, en sla vlak voor Houwerzijl af richting Vliedorp. Een kronkelend weggetje leidt me langs het Houwerzijlsterriet, een mooi watertje. Ik kan ver kijken en zie dijken en groene landbouwgronden. Geen mens kom ik tegen en het is volmaakt stil. In de verte doemen bossen op; ik weet dat ik vlakbij Vliedorp ben.



Vliedorp is geen dorp, zelfs geen gehucht – er is niets meer, afgezien een eeuwenoud kerkhof op het restant van een wierde. Het is enkel per fiets of benenwagen te bereiken. ‘Vliedorp’ betekent zoiets als ‘vluchtplaats’ of ‘plek waar men bij hoogwater naartoe kon vluchten (vlieden)’. Er gaan veel verhalen over Vliedorp. Zo vermeldt A.J. van der Aa in zijn Aardrijkskundig Woordenboek bijvoorbeeld dat Vliedorp het oudste dorp van Groningen zou zijn; de plek van de Romeinse vesting Flevum (Vliedorp werd in de Middeleeuwen ‘Fleghum’ genoemd) en ook de plaats van de Romeinse haven ‘Manarmanis Portus’ van Ptolemaeus. Wat daar van waar is zullen we waarschijnlijk nooit weten. 

Vliedorp bestond ooit uit dertien huizen, een pastorie (weem) en een kerk met kerkhof. Inwoners uit Houwerzijl kwamen in Vliedorp kerken. Dat is allemaal weg. Het kerkepad waarover ik loop is daarvan een getuigenis. In 1594 werden de kerkelijke gemeenten Niekerk en Vliedorp gecombineerd, omdat beide weinig lidmaten en weinig inkomsten hadden hadden. De ene week was er een dienst in Niekerk, de andere week in Vliedorp. Na de restauratie van de kerk in Niekerk werd omstreeks 1695 besloten enkel daar nog diensten te houden. Daarom werd het kerkepad aangelegd, zodat de Vliedorpers en Houwerzijlsters naar de kerk van Niekerk konden lopen. De kerk van Vliedorp werd nog voor 1700 afgebroken. Naast het gebrek aan bestaansmiddelen in Vliedorp speelde ook de Kerstvloed van 1717 een rol bij het verdwijnen van het dorp: bijna de helft van het inwoners verdween in de golven en kwam niet meer terug. De laatste huizen verdwenen vijftig jaar na de afbraak van de kerk, en nog eens vijftig jaar later stortte ook de losstaande toren van ellende ineen. Alleen de voormalige pastorie, de weem, bleef nog lang staan. Die bevond zich naast het kerkhof. Het streekje werd daarom ook wel Ol(le) Weem genoemd en dat is een beetje zo gebleven – al is die weem inmiddels ook verdwenen.



De wierde werd later grotendeels afgegraven, zodat de plaats van het kerkje en een gedeelte van het kerkhof verdwenen is. Er is nu een soort heuvel te zien, waar nog twaalf grafstenen liggen. Er lagen ooit wel meer grafstenen, maar die hebben boeren uit de buurt gebruikt voor allerlei doeleinden op hun erf. Beetje jammer wel natuurlijk. Na de afbraak van de kerk bleef het kerkhof wel in gebruik. Zodoende bleven de Houwerzijlsters hun doden begraven in Vliedorp, een plek op ruim twee kilometer afstand. Omdat het kerkhof zo afgelegen ligt, was het vaak alleen per boot over het Houwerzijlsterriet bereikbaar. In de winter ging men over het ijs. Hoewel het kerkhof officieel in 1868 werd gesloten, ligt er nog een grafzerk uit 1894.

Ik moet het water oversteken om bij de ingang van de begraafplaats te komen. Boven op het hoge bruggetje heb ik een prachtig uitzicht. Als ik naar het hekje toewandel, maak ik kennis met twee lieve pony’s die enthousiast op me afkomen. Ik aai ze en heb er gelijk twee nieuwe vriendinnetjes bij; ze zijn zelfs zo nieuwsgierig dat, wanneer ik de wierde op loop, ze hun snuit door het hek wurmen.  Het is vreemd te bedenken dat het hier ooit bewoond was. Dat er een kerkje stond, en huizen, en een toren. Die toren, waarvan ik eerder vermeldde dat die in 1780 ingestort was, stond wel een kwartier lopen van de kerk. Dat is supervreemd. Waarschijnlijk werd de sluis van het Houwerzijlsterriet na elke overstroming zuidelijker geplaatst, en verhuisde de toren mee. In de kerk hebben veel predikanten gepreekt. De laatste predikant die in zowel Niekerk als Vliedorp de dienst verzorgde was Godefridus Hugtingius, die daarvoor predikant was geweest bij de Nederlandse ambassadeur in Portugal. Later werd hij weer opgeroepen geestelijke verzorging te bieden aan Staatse legertroepen. Bijzonder! 






Het is duidelijk te zien waar de wierde is afgegraven; de noordwest kant is beduidend lager. Het is één van de meest serene plekjes waar ik ooit ben geweest. Alles groeit en bloeit weelderig. Groene takken hangen laag, het gras is hoog en de grijze stenen zijn moeilijk vindbaar. De wind waait er hard. Ik ben geen mens tegengekomen en zal ook niemand meer zien. Het is zo ver weg van de bewoonde wereld, zo ongestoord – ik ben diep onder de indruk. In het laatste jaar heb ik veel bijzondere, onbekende plekjes in Groningen ontdekt, maar soms kan eentje je zomaar raken. Er ligt een veer in het gras. Ik raap ’m op, want ik heb gewoon een souvenir nodig van deze plaats.  



Bronnen
Kunst & Cultuur Info. ‘‘Kerkhof Vliedorp – Olle Weem.’’ Geraadpleegd 01-07-2015. http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/29370-kerkhof-vliedorp-olle-weem.html
Marnegebied. ‘‘Vliedorp.’’ Geraadpleegd 01-07-2015. http://www.marnegebied.nl/marnegebied_vliedorp.html.
Pieterman, K.G. Gesprek met de kerk: een rondleiding door de kerk en historie van Niekerk. Eigen uitgave, 1998.
Stulp, B. Verdwenen dorpen in Nederland, deel 4: Noord-Nederland (Waddeneilanden, Groningen, Friesland). Falstaff media, 2012.
Zonderman, J.W. Kerken met een leeuw in de gemeente Ulrum. Groningen: van Kampen, 1983.