zondag 27 september 2015

Van Lauwerszee tot Dollard tou, deel 1: het Lauwersmeer

Vandaag lees je hier het eerste gedeelte van een nieuwe serie verhalen! In deze serie fiets ik langs de Groninger zeedijk van het Lauwersmeer naar de Dollard. Ik ontdek op die manier de Groninger kustlijn en stuit daarbij op mooie plaatsjes en interessante verhalen. Kortom: Van Lauwerszee tot Dollard tou! In dit eerste gedeelte blijf ik echter nog even hangen rondom het startpunt van mijn route: het Lauwersmeer. 

Het waait altijd hard bij de haven van Lauwersoog. De vlaggen van de restaurants en bedrijven staan strak, en het water klotst wild tegen de dijk aan. Ik proef zout op mijn lippen. Het is fijn om hier te staan, met mijn fiets aan de hand, uitkijkend over de talloze kleurige vissersbootjes. De haven heeft plek voor wel 150 vissersschepen, die uit Zoutkamp, Urk, Termunterzijl, Noord-Holland, en zelfs Duitsland en Denemarken komen. Die kunnen hier vissen op oesters, schelvissen en platvissen, zoals tong, tarbot en schol. Ik heb goede herinneringen aan Lauwersoog. Toen ik klein was betekende een bezoekje aan Lauwersoog namelijk een dagje op avontuur in de duinen van Schiermonnikoog. In de verte is het Waddeneiland al te zien. Dit keer echter verlaat de veerboot de haven zonder mij. Lauwersoog is voor mij vandaag het startpunt van een ander avontuur: mijn fietstocht langs de Groninger zeedijk. Ik fiets vanaf de Friese grens naar de grens met Duitsland en doe onderweg de meest noordelijk gelegen plaatsjes van onze provincie aan. Met andere woorden: ik ga van Lauwerszee tot Dollard tou.


Lauwersoog


Lauwersoog

Terwijl ik de veerboot steeds kleiner zie worden, realiseer ik me dat ik behalve die boot maar heel weinig weet over het Lauwersmeergebied in het algemeen. Normaal gesproken spring ik de bus of auto uit, zo aan boord, zonder eens goed om me heen te kijken. Daar moet verandering in komen, dus besluit ik eerst de Lauwersmeerroute te fietsen. In ongeveer 40 kilometer fiets je om het meer heen, over bewegwijzerde fietspaden. Wegens de weersomstandigheden besluit ik de route tegen de klok in te fietsen: dus van Lauwersoog Friesland in, en dan via Zoutkamp weer terug naar Lauwersoog. Voor de rest van dit verhaal zal ik, zoals een echte Groningse betaamt, het gedeelte in Friesland maar even overslaan (grapje hoor, dit heeft met de lengte van deze tekst te maken) (want eerlijk is eerlijk: noordoost-Friesland is prachtig – bezoek vooral Paesens, Moddergat en Anjum). 

Toch is een klein stukje Friesland nodig. Bij Surhuisterveen ontspringt een beekje, dat verderop al snel een rechtgetrokken sloot wordt. Dit watertje heet de Lauwers. Op een gegeven moment komt dit water samen met de Oude Vaart, en zo krijgt de Lauwers de breedte van een rivier. Deze rivier vormt voor een gedeelte de natuurlijke grens tussen Groningen en Friesland. De Lauwers is van oudsher een belangrijk water omdat het niet alleen een geografische grens vormt, maar ook een taalkundige en culturele grens. Vandaar, waarschijnlijk, dat het gehele gebied later ook Lauwersland is genoemd: want als je alleen zou kijken naar de breedte van de wateren die uitmonden in het Lauwersmeer, het vaarverkeer en de economische activiteiten, zou de naam ‘Reitdieperland’ veel logischer zijn geweest. Vergeleken met het Reitdiep mag de Lauwers dan maar een klein stroompje water zijn, maar de culturele en historische waarde ligt bijzonder hoog. 

De Lauwers mondde vroeger uit in de Lauwerszee, een baai helemaal aan de noordkust van Nederland die deel uitmaakte van de Waddenzee. De Lauwerszee was ontstaan in de Middeleeuwen en zorgde voor visserij en handel. Echter overstroomden de omliggende gebieden nog wel eens, en werd er al vanaf de zeventiende eeuw nagedacht over indijking en afsluiting van de Lauwerszee. Het bleef slechts bij plannen. Pas na de Watersnoodramp van 1953 werden de plannen een nieuw en serieuzer leven ingeblazen. Bestuurders vonden afsluiting in eerste instantie een te dure optie, en daarom werd ervoor gekozen de dijken enkel te versterken en te verhogen. Met name vanuit de Friese kant van de grens kwam er veel verzet tegen deze beslissing. Met de leus ‘De Lauwerssé moat ticht!’ verzamelde het actiecomité 135.000 handtekeningen en organiseerde het grote manifestaties. De regering ging uiteindelijk overstag, maar stuitte toen weer op onvrede onder de Groningers. Groningers, en met name Zoutkampers, waren juist helemaal niet blij met de afsluiting. Die betekende namelijk dat de Zoutkamper haven en garnalenvloot naar Lauwersoog moesten verhuizen. Toch ging de afsluiting door. 


De afsluiting

Na de afsluiting was er voor het eerst geen invloed meer van eb en vloed. De nu 9000-hectare grote zand- en slikvlakte lijkt op de Waddenzee als die eb is. Voormalige kwelders, langs de randen van het meer, zijn nu landbouwgronden geworden. Grote delen van de droogstaande zeebodems zijn de eerste decennia aan hun lot overgelaten zodat er veel natuur kon ontstaan. Inmiddels is het water van het Lauwersmeer zoet geworden, waarmee de natuur ook is veranderd. Sinds 2003 is het Lauwersmeergebied een nationaal park.  


Lauwersmeergebied

Enfin, terug naar mijn fietstocht. Het Groningse gedeelte van de Lauwersmeerroute dat ik fiets, bevindt zich dus, zoals ik al schreef, tussen Zoutkamp en Lauwersoog. Misschien lijkt dat maar een klein stukje, toch is er genoeg te beleven. Wanneer ik vanuit Friesland het vaderland weer in fiets (oké nog één Friesland-grapje), ben ik eigenlijk gelijk in Zoutkamp. Zoutkamp ligt nog net in Groningen, maar dus op de grens met Friesland. Bij Zoutkamp komen het Reitdiep, de Lauwers en het Hunsingokanaal bij elkaar, en stromen vervolgens door het Lauwersmeer in. Nu is het dorp een toeristische trekpleister met haar mooie haven, vele restaurants en het zeer aan te raden visserijmuseum – maar vroeger had het dorp hele andere functies: tijdens de Tachtigjarige Oorlog diende het als verdedigingsbolwerk en later als belangrijk vissersdorp. Zoutkamp lag namelijk op een uiterst strategische plek; tot de uitgraving van het Eemskanaal in 1876 was dit de enige toegang tot de stad Groningen vanaf zee. In 1576 werd de schans ‘Soltcampe’ gebouwd, waar het Spaanse garnizoen legerde. Tijdens de Slag om Zoutkamp in oktober 1589 werd dit Spaanse bolwerk veroverd door de geuzen. Er kwamen vooral soldaten te leven, maar er woonde ook een predikant en er was een garnizoenskerkje. De geuzen trokken vanaf hier de Ommelanden in om de katholiekgezinde inwoners een lesje te leren.

In de eeuwen daaropvolgend verwerd Zoutkamp tot een echt vissersdorp. De garnalenvisserij was veruit de belangrijkste sector. In de jaren ’60 werd de Lauwerszee afgesloten en de haven verplaatst naar Lauwersoog, hetgeen betekende dat de karakteristieke garnalenkotters verdwenen uit de haven van Zoutkamp. Toen koningin Juliana naar de afsluiting van de Lauwerszee kwam kijken, hing in Zoutkamp de vlag halfstok. De garnalen werden van oudsher gepeld door huisvrouwen in Zoutkamp, maar na het thuispelverbod van 1990 verschoof dit werk naar andere landen. Ik hoorde van iemand die bij Zoutkamp in de buurt woont dat al het pellen nu gebeurt in Marokko. Dat vond ik erg vreemd om te horen. Marokko? Ik vroeg hoe dit in z’n werk ging. Ongepelde garnalen worden vanuit Zoutkamp naar Spanje gereden, en daar overgeladen in boten naar Marokko. Gepelde garnalen worden dan weer terug vervoerd naar Zoutkamp, waar de laatste bewerkingen plaatsvinden.
Ik ben vaker in Zoutkamp geweest, maar ik blijf het een fijne plek vinden om te komen. Er staan kraampjes die vis en, natuurlijk, garnalen verkopen en er is ook een kraampje aan de haven dat allerlei soorten ijs verkoopt. Het is warm, dus kies ik twee bolletjes ijs uit en eet het op terwijl ik naar de bootjes in het Reitdiep kijk. 


Zoutkamp

Vanuit Zoutkamp fiets ik niemandsland in: er zijn alleen grote hoeveelheden water, vogels, en riet. En straaljagers. De F16’s komen uit Leeuwarden en oefenen vaak boven het Lauwersmeer- en Waddengebied. Het blijft een machtig gezicht, van die zwarte gevaartes daar hoog in de lucht. Geheel in deze militaire stijl kom ik aan bij Marnewaard, een militair oefenterrein. Onderdeel van dit oefenterrein is het dorp Marnehuizen; het grootste militaire oefendorp van Europa. Niet alleen Nederlandse militairen trainen hier, maar het oefendorp wordt ook door buitenlandse strijdkrachten en antiterreureenheden gehuurd. De Willem Lodewijk van Nassaukazerne biedt plaats aan de eenheden die van deze oefenfaciliteiten gebruik maken.

In de jaren ’80 werden de eerste plannen gemaakt voor het ontwikkelen van een ‘ruïnedorp’. In de jaren ’90, naar aanleiding van de Joegoslavische Burgeroorlog, stelde defensie dat militairen moesten kunnen trainen in stadsgevechten. Het dorp telt sindsdien 122 gebouwen, waaronder een aantal huizen, winkels, bank, supermarkt, een gemeentehuis, een tankstation, een aantal loodsen en een ondergronds rioolstelsel. Het dorp Marnehuizen is niet toegankelijk voor de gewone burger, maar het gebied Marnewaard wel.


Toevallig was ik al eens in Marnewaard, ik was toen toeschouwer bij de Nederlandse Club Kampioenschappen wielrennen die daar gehouden werden. Het centrum van alle activiteiten was de Willem Lodewijk van Nassaukazerne. Dat kwam goed uit, want veel nieuwsgierige omwonenden hadden zo eindelijk eens de kans om de boel van dichtbij te zien (het oefendorp Marnehuizen helaas niet). Ik was geen omwonende, maar wel nieuwsgierig, dus ook ik liep een rondje door de gedeeltes van de kazerne die open waren. Ik zag geen militairen, maar wel legerkleurige hemdjes die aan de waslijntjes hingen te wapperen. Het was tenminste iets. De kazerne zelf is overigens een blok beton dat me deed denken aan een Van de Valk-hotel. Toch zal het er niet zo geriefelijk zijn, gok ik.

De kazerne ziet er nu heel anders uit. Er staan geen juichende toeschouwers aan de kant, er fietsen geen wielrenners in felgekleurde pakjes, er racen geen volgauto’s over de weg. Het is er uitgestorven. Dit keer zijn de slagbomen naar beneden. 

Ik fiets verder langs wateren met gekke namen: Jaap Deensgat, Vlinderbalg, Nieuwe Robbengat. Er is van alles te zien en te doen voor de natuurliefhebber, met name voor de vogelaar. De meer sportieve toeristen kunnen hier op het Lauwersmeer goed zeilen en surfen. Ik ben noch een vogelaar noch sportief, maar ook ik kan genieten van het Lauwersmeergebied. In de verte ruik ik de geur van vis. Voor ik het weet ben ik bijna weer terug bij mijn beginpunt.


Lauwersmeergebied

Volgende keer begin ik écht met mijn tocht langs de Groninger zeedijk: dan verlaat ik Lauwersoog en fiets ik in oostelijke richting, door de Westpolder. Ik ben benieuwd wat er allemaal op mijn pad gaat komen. 


Lauwersmeergebied

Bronnen
Boiten, P. (ed) Lauwersland: Verguld hart van het wad. Leeuwarden: Friese Pers/Noordboek, 2011.
http://www.np-lauwersmeer.nl/documents/home.xml?lang=nl
http://www.staatsbosbeheer.nl/natuurgebieden/lauwersmeer

donderdag 17 september 2015

Verdwenen dorpen, deel 5: Menkeweer

In mijn serie ‘Verdwenen dorpen van de Ommelanden’ ben ik op zoek naar lang vergeten dorpjes in de Groninger Ommelanden. Vaak zijn de overgebleven historische kerkhoven het enige bewijs dat er op deze eenzame plekken ooit een dorp heeft gestaan. De artikelen in deze serie verschijnen eens in de paar weken, en zullen afgewisseld worden met andere verhalen. Dit keer ben ik in Menkeweer.

PIIIIEEEEP! Mijn fietsremmen gieren het uit. Ik moet vol in de ankers omdat ik al bijna voorbij mijn doel van vandaag ben gefietst – gelukkig zag ik net op tijd het naambordje. Blijverrast door het bestaan van een daadwerkelijke aanwijzing dat ik op de goede weg ben, parkeer ik mijn fiets tegen een hekje. Op het moderne bordje staat ‘Menkeweer Hist. Begraafplaats’ met een handig pijltje dat de weg wijst. Ik moet via een smal bruggetje het slootje oversteken. Terwijl ik naar het desbetreffende bruggetje en het slootje sta te kijken komen er twee schooljongens langs fietsen. ‘‘HEE! SPRING ER MAAR IN!’’ Eén van de jongens gebaart naar de sloot, de ander ligt over zijn stuur van het lachen. Als ze de bocht om zijn waag ik me over het bruggetje. Ik houd me goed vast aan de railing want ik heb geen zin de jongens gelijk te laten krijgen. 



Aan de andere kant gekomen blijk ik op het erf van een grote boerderij te staan. Ik bagger door het gras en het zand tot ik bij de wierde aankom. Wederom staar ik verbaasd naar het gloednieuw uitziende hekje, waar met zwierige letters ‘Menkeweer’ in geschreven staat. Deze mate van recent onderhoud heb ik tot dusver nog bijna niet gezien. Ik duw het hekje open en loop de begraafplaats op. In het groene gras en onder de hoge bomen vind ik enkel liggende stenen. De meesten zijn rijkversierd met symbolen en familiewapens. Er zijn de gebruikelijke doodshoofden en zandlopers, maar ik zie ook bloemetjes, een grote vogel en zelfs een kroontje afgebeeld staan. 



Ik ben hier vlakbij Onderdendam. Wat nu een dorp is, was een paar eeuwen terug niet meer dan een buurtje. Onderdendam kreeg pas in 1840 een eigen kerk. Daarvoor werd er door de Onderdendamsters in Onderwierum en Menkeweer gekerkt. Menkeweer, wat ten noorden van Onderdendam ligt, is een wierde die rond de jaartelling werd opgeworpen. De naam ‘Menekingwerve’ werd echter pas voor het eerst in 1329 genoemd. In de Middeleeuwen werd er een kerk gebouwd, maar wanneer precies is onbekend. Omdat er blijkbaar in de zestiende eeuw al niet meer genoeg lidmaten waren om Menkeweer als een zelfstandige kerkelijke gemeente te behouden, werd het kerspel gecombineerd met Stitswerd (1594-1651) en later met Westerwijtwerd (1692-1828). In 1738 telde het kerspel Menkeweer slechts 34 lidmaten. 

In 1651 kwam er een koster naar Menkeweer. Hij woonde eerst in het kostershuis, totdat de grote boerderij naast de kerk verbouwd was tot een ‘weem’ (een pastorie). Toen de koster daar zijn intrek in nam, verwerd de kosterij tot een meesterswoning met een naastgelegen school. Veel leerlingen kende de school niet. Er was ook een diaconie (een armenhuis behorend tot de kerk) waarlangs het kerkepad naar Stitswerd liep. 



De weem, of pastorie, is de boerderij over diens erf ik ben gestoken om tot het kerkhofje te komen. De kerk staat er niet meer, dus de boerderij is nu gewoon een boerderij. Alle andere gebouwen zijn nu woonhuizen geworden. In 1828 was Onderdendam inmiddels zo ‘groot’ geworden dat er behoefte kwam aan een eigen kerk. De hervormde gemeente Onderdendam werd nog gevormd in datzelfde jaar, maar de kerk was pas klaar in 1840. Tot die tijd moesten de lidmaten van Onderdendam naar Onderwierum. Menkeweer werd overbodig en de kerk werd afgebroken. 

Het kerkhof bleef nog in gebruik tot 1903. De oudste grafsteen die er nu nog ligt stamt uit 1806; er lag ooit ook eentje uit 1781, maar die is verdwenen. Bijna was het kerkhof er niet meer. In de jaren vijftig wilde de kerkelijke gemeente Onderdendam ervan af; maar dat werd voorkomen door het waterschap Hunsingo. Zij kochtten het begraafplaatsje voor het symbolische bedrag van één gulden. Waarom een waterschap geïnteresseerd was in een oud kerkhof? Omdat ene meneer Adriaan Jan van Roijen er begraven ligt. Hij was notaris, Eerste Kamer-lid en voorzitter van het waterschap Hunsingo. Het waterschap vond dat van Roijen’s graf niet zomaar geruimd kon worden. Gelukkig maar, want het kerkhof is in 1961, 1987 en 2003 gerestaureerd, en in 2006 werd het bruggetje aangelegd. In 1970 werd het aangewezen als rijksmonument. 



Het is zinderend warm als ik over het kerkhofje loop. Ik wandel van graf tot graf en probeer wat namen en data te ontcijferen. Zo kom ik langs Kornelis Derks Kuiper, die wagenmaker en –geheel in lijn met zijn achternaam– kuiper was, en op zijn negentigste nog per schaats van Onderdendam naar Groningen zoefde. Een jaar later, in 1827, werd hij in Menkeweer begraven. Na een tijdje op het houten bankje in de schaduw te hebben gezeten, loop ik terug door het gras, balanceer over het bruggetje en spring weer op mijn fiets. 

Bronnen
Graaf, E., de. ''KDK, de schaatsende kuiper uit Menkeweer.'' GraafWerk. Geplaatst 17-02-2014. http://erikdegraaf.blogspot.nl/2014/02/kdk-de-schaatsende-kuiper.html
Hempenius, A.L. ''Menkeweer.'' Nienoord. Geplaatst 07-12-2011. http://www.nienoord.org/menkeweer.html
Lutjeboer, J. ''Menkeweer.'' Zo As T Was: Historische Vereniging gemeente Bedum. http://www.zoastwas.nl/dorpen-en-gehuchten/menkeweer.
Schaïk, R., van., G. Collenteur en A. de Valk. Onder vele torens: een geschiedenis van de gemeente Bedum. Bedum: Profiel, 2002.

p.s. Blijf up-to-date wat betreft mijn blog! Kijk snel op mijn nieuwe Facebookpagina en druk op de 'vind-ik-leuk'-knop: www.facebook.com/sannemeijeronderweg 

woensdag 9 september 2015

Peddelen over de Paddepoelsterweg

Vandaag schrijf ik een blog over slechts één weggetje: de Paddepoelsterweg. Die weg loopt van Zernike in de stad Groningen tot het gehucht Wierum in de Ommelanden. Langs die kleine vijf kilometer liggen vele bijzondere plekken en onverwachte verhalen: van kloosters en borgen en wierden en kastelen. Ik begin in Selwerd. 

Selwerd is oorspronkelijk de naam voor een gebied ten noorden van de stad Groningen. Tegenwoordig kennen we Selwerd als een wijk van de stad; toch is de wijk Selwerd maar een gedeelte van dat hele Selwerd-gebied. Het lag tussen de Paddepoelsterweg, de oude rivier de Hunze (dat later het Selwerderdiepje is gaan heten), het gebied Borgham en de stad Groningen. Het valt nu deels onder de gemeente Groningen, en deels onder de gemeente Winsum. 

In het jaar 858 wordt er al gesproken van Selwerd; gebied behoorde toen toe aan de Sint Maartenskerk van Utrecht. Ene Ludgerius was de lokale leenheer. Driehonder jaar later valt het gebied onder de Abdij van Ruinen (in Drenthe). De Abdij stichtte in Selwerd een Benedictijner nonnenklooster, met de mooie naam ‘Maria Virgo’, dat er tot 1584 heeft gestaan. 


Laan naar 't (voormalige) Klooster

Het hele gebied viel onder de Bisschop van Utrecht. Die liet de zaken van het dagelijks leven in Selwerd regelen door een prefect. In dertiende eeuw wordt er een kasteel gesticht nabij het klooster. Het kasteel heette verrassend genoeg ‘Kasteel Selwerd’. Hier woonden de prefecten. Alhoewel, kasteel… Veel historici denken dat het meer ging om een versterkt woonhuis met een dubbele gracht eromheen. In 1283 noemde prefect Egbert van Groningen zichzelf ‘heer van Selwerd’. De macht van Egbert’s prefecten-familie breidde uit van Selwerd naar de stad Groningen, met een reeks oorlogen en opstanden als gevolg. 


Pas op voor koeien die de Paddepoelsterweg oversteken!

Egbert kreeg een reeks kleurrijke opvolgers. In 1338 stierf het geslacht uit en ging het kasteel naar wat verder verwijderde familieleden. Dat het niet allemaal lieverdjes waren, is wel af te leiden uit het feit dat meerdere bewoners van het kasteel door onthoofding aan hun eind zijn gekomen. Zo ook Rudolf Prediker, die, in tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden, geen vrome man was. Hij plunderde met grote regelmaat schepen die over het Reitdiep voeren: het gaf hem de naam ‘Piraat van het Reitdiep’. Het behoeft geen uitleg dat kasteel Selwerd en haar bewoners intens werden gehaat. In 1361 kocht de stad Groningen het kasteel op en sloopte het tot de grond. De stenen werden gebruikt om de stadsmuur te bouwen. 

Het Van Starkenborghkanaal is dwars door het terrein van het voormalige klooster gegraven, maar het terrein waar ooit het kasteel heeft gestaan is nog in tact – en goed te zien. Het glooiende grasveld ligt naast de begraafplaats Selwerderhof en tussen het Van Starkenborghkanaal en de Paddepoelsterweg. Dit terrein heet nu, heel vrolijk, ‘de Huppels’. Dus huppel ik naar een moderne uitkijktoren die is geplaatst om de kasteelgronden te kunnen overzien. Die uitkijktoren is te bereiken over het voormalige kleipad ‘Laan naar het Klooster’. Langs dit pad zijn grote roestige handen te zien met gedichtjes erop over het klooster en het kasteel. 


Roestige handen met gedichtjes over het woelige verleden van dit terrein


Uitkijktoren


Het voormalige klooster- en kasteelterrein

Ik vervolg de Paddepoelsterweg noordwaarts en steek middels een bruggetje het van Starkenborghkanaal over. Plots zie ik dan aan mijn rechterhand een eenzame boerderij staan. Er wapperen vlaggen en er staat een bordje van Stichting Groninger Landschap. Dit is Harssens. Harssens was een buurtschapje en bestond al in het jaar 1000. Het had toen een eigen kerk, waarvan alleen de luidklok nog over is; die hangt in de kerktoren van Adorp. Hier stond ooit ook een steenhuis, en later een borg, genaamd Harssensbosch. Die werd afgebroken in 1742. 


Harssens


Het eenzame boerderijtje is het enige wat nog over is van Harssensbosch

Dit voormalige borgterrein is nog goed in het landschap te herkennen, zoals op onderstaande luchtfoto is te zien. De borg kende vele bewoners met exotische namen, zoals Aytardus, Syabbe, Bywe, Azeghe en Truken. Het boerderijtje dat er nu nog is, ligt waarschijnlijk op de plek van het voormalige schathuis. Een schathuis is een Groningse benaming voor een soort veestal bij een groot huis. Het terrein en de boerderij zijn flink gerestaureerd en doen nu respectievelijk dienst als natuurgebied en recreatieplek. Het terrein is ook belangrijk als weidevogelreservaat. Het gebied werd in 2013 afgezet met grenspalen van de ‘Heerlijkheid Harssens’. Een heerlijkheid is een middeleeuwse bestuursvorm. Met het plaatsen van de paaltjes hoopt de Stichting Heerlijkheid Harssens dat het belangrijke cultuurhistorische gebied weer zichtbaar wordt. 


Het terrein van de voormalige borg is nog goed te herkennen in het landschap


Harssens

Ik fiets via de immer slingerende Paddepoelsterweg verder, tot ik bij het Reitdiep aankom. Ik geniet ondertussen van de groene en blauwe kleuren. Bij het gehucht Wierum houdt de Paddepoelsterweg op. Hier bevinden zich een boerderij, twee huizen en een kerkhof. Wierum was in de veertiende eeuw een parochie. Eeuwen later werd Wierum gecombineerd met het nabijgelegen Dorkwerd. De eerste predikant die beide plaatsen onder zijn hoede had, in 1612, was een meneer met een sci-fi achternaam: Marcus Marsmannus. Een latere predikant was Georgius Vechnerus, een man met verhaal. Hij werd geboren in Goldberg, Polen, en was hofprediker in Heidelberg, Duitsland. Toen dit in katholieke handen kwam, vluchtte hij naar Nederland. Hier werd hij predikant in Wierum en Dorkwerd, van 1623 tot zijn dood. De kerk in Wierum werd overbodig en gesloopt in de winter van 1829. De klokkenstoel en klok werden over het ijs van het Reitdiep naar Dorkwerd gebracht.


Wierum


Het kerkhofje van Wierum
Aan de overkant van het Reitdiep, de westzijde dus, ligt het gehucht Wierumerschouw. Een schouw is de naam voor een kleine boot, die werd gebruikt als voetveer. Nu is er een brug. Vroeger heette het hier Wasingehuis. Eerst was het gehucht eigendom van het Klooster van Aduard en later van de stad Groningen. In 1769 verkocht de stad deze gronden en het recht om de scholle te bedienen. Dit was nu ten laste van de provincie. Die hadden daar geen zin in, en zodoende kwam er in 1887 een draaibrug. 
Het water van het Reitdiep glinstert in de zon. Prachtige vergezichten, als van een schilderij, strekken zo ver het oog kan zien. Hier, op dit mooie plekje, houdt de Paddepoelsterweg op. Ik kan kiezen: óf ik ga het bruggetje over en fiets richting Oostum, óf ik fiets de Wierumerschouwsterweg op richting Adorp. Keuzes, keuzes. Gelukkig alleen maar leuke. 


Bronnen
Historische Kring Ubbenga. ‘‘Harssensbosch.’’ Borgen. Geraadpleegd 13-07-2015. http://www.ubbega.nl/borgen/index.asp?ac=harssens
Staat in Groningen. ‘‘Kasteel Selwerd.’’ Kunst en Architectuur in de Stad. Geraadpleegd 12-07-2015. http://www.staatingroningen.nl/referentie/470/890/kasteel-selwerd 
Stichting Het Groninger Landschap. ‘‘Harssensbosch.’’ Bezoekerscentra. Geraadpleegd 14-07-2015. http://www.groningerlandschap.nl/eropuit/bezoekerscentra/reitdiep/harssensbosch 
Wijkwebsite Paddepoel. ‘‘Historie Stad Groningen – Selwerd.’’ Gepubliceerd 08-01-2011. Geraadpleegd 12-07-2015. http://paddepoel.info/leuk-ja/historie/1480-historie-selwerd.html

zondag 6 september 2015

'Sanne in de Ommelanden' : een mini-documentaire i.s.m. de Groninger Krant

Heel tof nieuws! In samenwerking met de Groninger Krant heb ik twee van mijn blogs verfilmd. Bekijk de mini-docu hier:

http://www.groningerkrant.nl/2015/09/sanne-in-de-ommelanden-aflevering-1-niekerk-en-vliedorp/