zaterdag 21 februari 2015

Fietstocht van Stad naar Westerkwartier, deel 2/2

Op een zonnige dag in januari besloot ik de fiets te pakken en richting Dorkwerd, Aduard, Den Ham en Fransum te gaan. Het waaide hard maar dat maakte niet uit, want het werd een prachtige tocht. Deze keer het tweede gedeelte: Den Ham - Piloersemaborg - Fransum - Kerkje Harkema.

Den Ham

Vanaf Aduard stuur ik noordwaarts en fiets Den Ham binnen. Het waait nog steeds als een orkaan. Het zuidelijke gedeelte van Den Ham kende ooit een gehucht met een uitermate originele naam: Biggestaart. De herkomst van de naam is onduidelijk, maar waarschijnlijk vanwege de vorm die het gehucht had. Echter, in 1828 werd al vermeld dat Biggestaart slechts een klein vlekje op de kaart was en nu is het niet terug te vinden. Den Ham is een klein dorpje met wat lintbebouwing.

Ooit stond er zelfs een fabriekje in Den Ham. In 1887 bouwde Jan Noorman er zijn schaatsenfabriekje. Hier maakte hij de bekende Noormanschaatsen. Het fabriekje vormde in de winter een fijne extra inkomensbron voor de inwoners van Den Ham.

De kerk staat een beetje buiten het dorp, in het zuidwesten. Het is één van de eerste gebouwen die ik passeer als ik het dorp binnen rijd. Het is een mooie kerk. Onder het koor bevindt zich de grafkelder van de vooraanstaande familie de Mepsche, die in 1573 voorzien werd van een sluitzegel. Deze familie was met name invloedrijk in Drenthe en Groningen, en bestonden vooral uit bestuurders. Terugkijkend in de geschiedenis waren die de Mepsche’s ijzingwekkende personen. Zo was er eentje een Spaangezinde bestuurder tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De desbetreffende man was een fel katholiek en werd bekend als snoeiharde ‘ketterjager’: met andere woorden, hij vervolgde alle niet-katholieken. In die tijd was de Mepsche een gevreesde naam.

Het kerkje van Den Ham

Een bemoste grafsteen op het kerkhof van Den Ham

Eén van die de Mepsche-telgen, Johan de Mepsche, erfde rond 1609 een steenhuis iets ten noorden van het dorp. Een steenhuis is een soort van burcht, dat met name in de provincie Groningen te vinden was. Dit steenhuis werd ‘Piloersema’ genoemd, maar waarom is niet erg duidelijk. Waarschijnlijk was het een achternaam van één van de eerdere eigenaren. Hoe dan ook, Johan besloot het steenhuis te slopen en bouwde een splinternieuwe borg, honderd meter verderop. In 1633 verrees de Piloersemaborg of Hamsterborg, een statig gebouw dat nu nog steeds staat. Aan de heuvel in het landschap is nog immer te zien waar het eerdere steenhuis heeft gestaan. De nieuwe borg verwerd echter al snel tot boerderij en heeft zo eeuwenlang dienst gedaan. Er is een grote schuur bijgebouwd en door de eeuwen heen is er veel dicht- of bijgemetseld, verbouwd en herbouwd. 

De oprijlaan naar de borg is superchique: kaarsrecht en omzoomd door hoge bomen. Ik knipper tegen de felle zon, en bedacht dat een zonnebril wel handig zou zijn geweest. Aan mijn linkerhand strekt zich een weiland uit, met daarachter het dorp. Daar in de velden stond ooit het oude steenhuis. Aan mijn rechterhand doemt de Piloersemaborg op; een prachtig gebouw met oogverblindende ligging. Ik loop een rondje om het terrein en eet een broodje terwijl ik op één van de bankjes zit die langs de slotgracht staan. Het is een serene plek, waar ik enkel een mevrouw met een vrolijk hondje tegenkom. De Piloersemaborg is nu een hotel met zalenverhuur en een restaurant. Het restaurant wordt bestierd door Dick Soek, die eerder een Michelin-ster had voor zijn restaurant ‘Schathoes’ bij Borg Verhildersum. Het zal in weekenden wel druk zijn, bedenk ik me. Nu is het er stil en verlaten. De Piloersemaborg is echt een aanrader om eens langs te gaan als je in de buurt bent; door de uitstraling van het terrein waan je je haast in vroeger tijden.

Oprijlaan van de Piloersemaborg

Piloersemaborg/Hamsterborg

Piloersemaborg/Hamsterborg

Fransum

Via het oude kerkepad fiets ik de weilanden in. Ik heb voor het eerst sinds mijn trip de wind in de rug en ik hoef niet te trappen. Op een gegeven moment stopt het betonnen pad en gaat het over in een onverhard, kiezelig zandpad. Ik rijd de eenzame wierde omhoog, vurig hopend dat mijn band het houdt. Op één van de meest afgelegen plekken van de provincie een lekke band krijgen zou niet de handigste actie zijn.

Dit is Fransum. Van alle plaatsen in Noord-Groningen waar ik ben geweest spant dit qua samenstelling wel de kroon: op de wierde staan een kerk, een boerderij en een huis. That’s it. Het maakt het daarom erg moeilijk Fransum te betitelen als dorp, maar omdat het een kerk heeft, moet dat volgens mij wel. Ik lees ook wel eens dat het als buurtschap betiteld wordt. Als men het buurtschap rondom de wierde meetelt, vallen er nog enkele boerderijen onder Fransum. Toch heeft Fransum de postcode van Den Ham. Leuk detail: omstreeks 1840 woonden er zo’n twintig mensen op de wierde… Dat is tien mensen per huis!

Waar de naam Fransum vandaan komt is onderwerp van een jarenlang debat. De ene verklaring is dat het een verbastering is van ‘Frank’s heem’. Een andere verklaring kan zijn de wierde naar de volksnaam ‘Franken’ is genoemd, want dichtbij Fransum liggen ook de wierden Englum en Saaksum, die respectievelijk zouden verwijzen naar de Angelen en de Saksen. 

De wierde van Fransum in de verte

Ooit was Fransum een eigen parochie, waaronder ook Den Ham viel. Fransum was in de Middeleeuwen afhankelijk van het klooster te Aduard. In 1555 splitste Den Ham zich af. Fransum werd in een tijdsbestek van vijf jaar gecombineerd met Feerwerd, vervolgens met Aduard en toen weer met Den Ham, wat tot heden zo gebleven is. De kerk dateert uit het begin van de dertiende eeuw (!) en ziet er nog steeds prachtig uit. De preekstoel in de kerk is een hele bijzondere. Het is gebouwd rond 1500 en de alleroudste middeleeuwse (bakstenen)preekstoel van Nederland.

Maar helaas, vanaf 1909 wordt er niet meer gepreekt vanaf die mooie preekstoel. In 1909 fuseerde de kerk van Fransum met de kerk van Den Ham en werden de diensten naar Den Ham overgeplaatst. Bij de laatste kerkdienst kwam slechts één kerkganger naar de kerk. De predikant bedacht dat een waardig afscheid er dus niet echt in zat en wilde de dienst maar aflasten. De kerkganger protesteerde. Volgens de verhalen werd het dienst vol liederen en werd er door beide personen uit volle borst gezongen. Toen ging de deur op slot.
Het kerkje van Fransum

De kerk raakte in verval en werd overwoekerd door hedera. De kerkbanken gingen verloren. In 1950 vond er een restauratie plaats. Tijdens de voorbereidingen hiervan deed men bodemonderzoek en kon er vastgesteld worden dat de kerk geen voorganger had. Toch waren er wel graven van voor de dertiende eeuw. In de jaren zeventig werd er opnieuw bodemonderzoek gedaan, en dit keer kwamen er grote hoeveelheden voorwerpen naar boven. Muntjes, knikkers, rammelaars, sierspeldjes, deurkloppers, pijpekoppen, knopen – noem maar op. Maar het meest bijzondere – voor mij in ieder geval – vind ik wel een bepaalde ring. 

Het is een ring die ik erg goed ken en toen ik de foto voor het eerst zag kon ik mijn ogen eigenlijk niet geloven. Het was een Claddagh-ring: een traditionele Ierse ring. Het is een bekend symbool voor Ierland, stammend uit de zeventiende eeuw, en de ringen worden eigenlijk alleen maar daar gemaakt. De ring bestaat uit een hart met een kroontje, vastgehouden door twee handen. De handen op de Claddagh-ring staan voor vriendschap, het hart voor liefde en de kroon voor loyaliteit. Als je op zoek bent naar liefde wordt de ring gedragen aan de rechterhand met het hart naar buiten gericht; als je een relatie hebt wordt de ring gedragen aan de rechterhand met het hart naar binnen gericht; bij een verloving wordt de ring gedragen aan de rechterhand met het hart naar binnen gericht; en als men getrouwd is wordt de ring gedragen aan de linkerhand met het hart naar binnen gericht. Meteen komen er tientallen vragen in mijn hoofd. Hoe komt die ring daar? Was het idee achter die ring algemeen bekend in Groningen? Heeft iemand die ring hier vervaardigd? Of is er ooit iemand in Ierland geweest, en wat deed die daar? Wie droeg de ring? Waarom is die hier verloren gegaan? Ik was, of ben nog steeds, een beetje overdonderd door deze ontdekking. Het is alsof mijn gedeelde liefde voor Groningen en Ierland -de twee plekken ter wereld die ik ‘thuis’ noem- hier op wonderbaarlijke wijze wordt verenigd.

Fransumer Voorwerk en Kerkje Harkema

Ik verlaat de wierde van Fransum in zuidelijke richting. Ten zuidoosten van de wierde ligt het gehucht ‘Fransumer Voorwerk’. Volgens het schoolmeesterrapport van Den Ham & Fransum uit 1828 bestaat het gehucht uit twee boerderijen en een huisje. De schoolmeester legt de naam van het gehucht fantasievol uit: ‘‘De naam is waarschynlyk afkomstig doordien de oude Hunnen er hunne voorste hutten of zomerwoningen gehad hebben, om het vee aldaar te weiden, en de visschery uit te oefenen.’’ Of hij dit nou verzint of daadwerkelijk ergens op baseert weet ik niet, maar hij slaat de plank in ieder geval redelijk mis. De term ‘voorwerk’ gaat over de functie die de boerderijen hadden als voedselproductiecentra van het klooster van Aduard, zoals we eerder hebben gezien tijdens deze tocht.

Opeens doemt er een groot figuur voor mij op. Ik tuur in de verte en kan zien dat het een beeld is. Als ik dichterbij kom, valt mijn mond open. Daar, eigenwijs uitkijkend over de weilanden, staat het Vrijheidsbeeld. Wel een wat verkleinde versie natuurlijk, maar toch. Ze staat niet in een miljoenenstad, maar op een erf van een boerderij. Maar het wordt nog meer bizar. Achter het Vrijheidsbeeld staat een kerkje. En niet zomaar een kerkje, een klein Walt Disney-achtig kerkje. Eromheen staan beelden en andere wonderlijke bouwsels. Er zijn slingerende grachten met bruggetjes en loslopende eenden. Dit is het werk van de in 2011 overleden boer Albert Harkema. Hij begon met het uitgraven van een gracht, en bouwde daarna een miniatuurversie van een traditionele kop-en-romp boerderij. Daar woonden zijn eenden. Daarna begon hij met wat zijn levenswerk zou worden: zijn kerk. Hij heeft het hele ding eigenhandig gebouwd, met wel 12.000 stenen. Na dertien jaar was het klaar, compleet met kerkbankjes, preekstoel en Maria-beelden. Kerkje Harkema is nu een toeristische attractie met een theehuis. 

Het 'vrijheidsbeeld'

Kerkje Harkema

Het theehuis is in de wintermaanden dicht dus ik besluit weer richting huis te keren. De harde wind heb ik nu in de rug en in 35 minuten ben ik thuis. Ik voel me heel blij – ik ben het nieuwe jaar weer begonnen met nieuwe ervaringen, bijzondere verhalen en prachtige plaatsen, en dat allemaal op fietsafstand van de stad. 

Fietsen door de Groninger weilanden - dat geeft mij zeker een gevoel van vrijheid!

Bronnen

- Sipkens, S. ‘‘Den Ham,’’ Schoolmeesterrapporten D-E, Groninger Archieven, http://www.groningerarchieven.nl/bronbewerkingen/schoolmeesterrapporten/d-e/den-ham
- ‘‘De Geschiedenis van Kerkje Harkema,’’ Kerkje Harkema, http://www.kerkjeharkema.nl/page/geschiedenis
- ‘‘Den Ham,’’ Stichting Oude Groninger Kerken, 08-02-2015, https://www.groningerkerken.nl/kerken/print_kerk.php?id=5
- ‘‘Kerkje Harkema en theehuis,’’ Toerisme Groningen, http://toerisme.groningen.nl/over-groningen/groningen-op-de-kaart/bedrijfdetails/2982/kerkje-harkema-theehuis
- ‘Fransum,’’ Stichting Oude Groninger Kerken, 08-02-2015, https://www.groningerkerken.nl/kerken/print_kerk.php?id=9
- ‘‘Piloersema of de Hamsterborg te Den Ham,’’ Het verhaal van Groningen, http://www.hetverhaalvangroningen.nl/verhalen/piloersema-of-de-hamsterborg-te-den-ham 
- ‘‘Uit de Bodem,’’ Fransum, http://www.fransum.nl/
- ‘‘Vroeger,’’ Piloersemaborg, http://www.piloersema.nl/vroeger.html

maandag 9 februari 2015

Fietstocht van Stad naar Westerkwartier, deel 1/2

Op een zonnige dag in januari besloot ik de fiets te pakken en richting Dorkwerd, Aduard, Den Ham en Fransum te gaan. Het waaide hard maar dat maakte niet uit, want het werd een prachtige tocht. Ik heb de beschrijving ervan opgedeeld in tweeën. Deze keer het eerste gedeelte: Dorkwerd – Steentil – Aduard.

Die ochtend had ik eigenlijk op het weerbericht moeten letten, maar toen ik wakker werd en enkel een stralende blauwe lucht vanuit mijn slaapkamerraam zag, vergat ik dat spontaan. Enthousiast pakte ik de kaart erbij en speurde naar een fietsroute over het Groningse platteland. Ik zocht iets waar ik vanuit de stad heen zou kunnen, en nog niet geweest was. Mijn oog viel op de omgeving Den Ham, net ten noorden van Aduard. Snel pakte ik mijn rugzakje in en ging ervandoor.

Na ongeveer vijf kilometer begon ik me al af te vragen of het wel zo’n goed idee was om nou juist vandaag te gaan fietsen. Hoewel de lucht een heldere kleur blauw had en de lage winterzon fabelachtig over de landerijen scheen, was het koud en waaide het hard. Heel hard. Tip: ga met windkracht zes nooit vol tegen de wind in fietsen, zeker niet door de weilanden van het Noord-Groningse platteland. Maar, dacht ik, het is begin januari en ik wil mijn nieuwe jaar goed starten, dus doorfietsen! De wetenschap dat ik op de terugweg de wind in de rug zou hebben, was gelukkig een geruststellende gedachte.

Ik besloot via de wijk Reitdiephaven de stad te verlaten, de weg die ik ook nam toen ik langs het Reitdiep van Stad naar Zoutkamp ging fietsen. Dat ik nu weer voor deze route koos, had, eerlijkheid gebiedt te zeggen, in eerste instantie niet zozeer te doen met de mooie omgeving, als wel met het feit dat ik na vier jaar Groningen nog altijd verdwaald raak in de stad. Deze route kende ik en zo kon er dus niets mis gaan – dacht ik. Ik verloor iets van mijn zelfverzekerdheid toen ergens de weg opengebroken lag en ik alsnog om moest fietsen. Maar hoezee, op een gegeven moment raakte ik verzeild op het goede pad en liet de stad achter me.

Van Starkenborghkanaal bij Dorkwerd


Dorkwerd

Voor me zag ik Dorkwerd al opdoemen; dit eeuwenoude wierdedorp aan de westelijke oever van het Reitdiep wordt nu bijna opgeslokt door de immer uitbreidende stad. In een artikel uit 1930 staat dat het dorp Dorkwerd zo’n vijfenhalve kilometer buiten de stad ligt. Nu is het niet meer dan een steenworp.
De wierde lag rustig te schitteren in het zonnetje. Een aantal schapen aan de kant van de weg stonden dicht tegen elkaar aan, zodat ze het minst last hadden van de ijzige wind. Ik heb al eens eerder kort over Dorkwerd geschreven, maar het blijft een bijzondere plaats. Het bestaat uit een handjevol huizen, boerderijen en een kerk. In 2008 woonden er 25 mensen. Dat was ooit wel eens anders. In een schoolmeestersrapport uit 1828 noteert dhr. Guikema jr. dat er 117 mensen in Dorkwerd woonden, verspreid over 17 huizen. Ook vermelde hij dat er 254 runderen, 55 paarden, 251 schapen en 31 ‘zwynen’ in Dorkwerd vertoefden.

Dorkwerd

Dorkwerd

De schoolmeesterrapporten zijn een ware schat voor de historicus. In het jaar 1828 stuurde de Commissie van Onderwijs een uitgebreide vragenlijst aan de schoolmeesters van veel Groninger plaatsen. Daarmee wilden ze informatie verzamelen waarmee ze een kaart van de provincie konden samenstellen. De vragenlijst bevatte naast geologische en topografische onderwerpen ook vragen over middelen van bestaan, cultuur, gewoonten en taal. Sommige schoolmeesters stuurden een uitgebreid antwoord op; anderen waren uiterst summier. Schoolmeester Guikema van Dorkwerd had, zoals we hier boven konden lezen, zijn uiterste best gedaan om zo precies mogelijk antwoord te geven.

In 1828 kende Dorkwerd dertien boeren, twee boerenarbeiders, een herbergier (er heeft heel lang een café op de wierde gestaan), twee slagers, een timmerman en dus ook een onderwijzer. Er bestond een leesgezelschap en een zangclub. Dat klinkt als een vrome gemeenschap, maar niets is minder waar. Dhr. Guikema hield alles goed in de gaten in Dorkwerd en constateerde schokkende zaken over de jeugd in het dorp. Die waren namelijk geheel van God los. De welbekende negentiende eeuwse kuisheid was in Dorkwerd ver te zoeken. Het is jammer dat er in die tijd nog geen camera’s en tv’s waren want MTV zou er zeker een ‘Reitdiepshore’ uit hebben kunnen slaan.

Naast al het harde boerenwerk van die tijd waren de Dorkwerders ook wel eens toe aan ontspanning. Die ontspanning werd vaak gevonden in het bezoeken van kermissen, het schaatsen in de winter, en ‘harddraveryen’; een soort stierenrennen maar dan met paarden. Maar het ware feest begon pas als het buiten donkerder werd. Dan voegden de ‘‘ongehuwden van beide seksen’’ zich bij elkaar en barstte het los. Met name na het schaatsen werd er onder de jongeren ‘‘niet weinig bemind’’. Zij vermaakten zich met ‘‘liefkoozingen, scherts, gezang, geschreeuw, met het overvloedig genot van brandewyn, jenever of wyn, en rekken dit vermaak zoo lang als hunne beurs of de tyd het gedoogt, hetwelk wel eens des morgens 3, 4 of 5 uren wordt. […] De beschrevene verrigtingen dragen hier en elders den naam van vryen, welke zy met regt verdienen; want het is geen wonder, zoo een jongman in korten tyd op deze wyze met 10, 20 ja 30 meisjes verkeert.’’ Dat is niet mis, zelfs voor een man vandaag de dag is dertig dames in korte tijd een redelijk imposante actie. Dhr. Guikema probeert het gedrag van zijn mede-dorpsbewoners nog enigszins goed te praten door te stellen dat verkering met meerdere meisjes (die hij ongeëmancipeert ‘voorwerpen’ noemt) niet geheel slecht is, ‘‘om in de keuze van eene echtgenoote niet geheel te dwalen’’. Maar, zegt hij, ook al is het een grote zeldzaamheid in Dorkwerd, uit dit gedrag kunnen ook minder wenselijke gevolgen komen. Het is niet moeilijk te raden waarop hij doelt.

Zodra de beste man dan uiteindelijk een keuze had gemaakt voor een ‘voorwerp’ uit Dorkwerd, was er weer een nieuw reden voor een feest: de bruiloft. Ook hier zat ik met verbazing te lezen over het ongeneerde gedrag dat tentoongesteld werd. Na afloop van het feest, ergens midden in de nacht, verzochten de vrouwen alle aanwezige mannen inclusief de bruidegom om het vertrek te verlaten, ‘‘hetwelk dikwyls vele moeite kost’’. Daarna ontkleeden zij de bruid, en brengen haar naar bed. Dan gaan de vrouwen weg en komen de mannen weer binnen en ontkleeden dan de bruidegom, ook ‘‘dikwyls met groote moeite’’ (dat heeft ook vast iets met brandewijn en jenever te maken). Dan  brengen zij hem bij de bruid in bed. Daarna kwamen de vrouwen ook weer binnen, en keek men lacherig naar het uitgekleede koppel dat daar in bed lag. Ik weet niet wat ik me daarbij voor moet stellen maar het lijkt me nou niet de meest romantische huwelijksnacht. Dan verlaten de aanwezigen de slaapkamer met ‘‘kieschheid [kuisheid] beleedigende en eerbaarheid kwetsende gelukwenschingen.’’ Wat hier gezegd werd kunnen we ons enigszins indenken, maar dhr. Guikema vond het te schunnig om te herhalen: ‘‘De hierby plaatshebbende, en de daar uit voortvloeÿende gesprekken wil ik den lezer liever laten raden dan beschryven.’’ Terwijl het paar aan hun huwelijksnacht begon (of dat nu slapen, geld tellen of iets anders was), dronken de gasten nog eens vrolijk een kop koffie en gingen toen -uiteindelijk- ook huiswaarts.

Dhr. Guikema is uniek in het zo gedetailleerd beschrijven van deze gewoonten. Het lijkt nu wel of het in Dorkwerd een ruige boel was, maar laat het duidelijk zijn dat het natuurlijk niet het enige dorp was waar dit soort dingen gebeurde. Dat gebeurde overal – ook in de rest van Groningen, in heel Nederland en zelfs Europa. Er is niets zo onwaar als kuisheid en de onthouding van seksuele driften in de negentiende eeuw. Achter gesloten deuren en in de donkere nacht gebeurden er allerlei dingen die niet mochten. Ook in Engeland, waar kuisheid tijdens de Victoriaanse tijd op z’n hoogtepunt was, waren verboden zaken des te aantrekkelijker. En men wist het ook van elkaar; men wist dat het gebeurde, maar sprak er niet over. Andere schoolmeesterrapporten draven door over hun vrome, nette, zedelijke gemeenschap waar nooit iets liederlijks gebeurde. Dhr. Guikema jr. was zo eerlijk om niet mee te gaan in deze illusie en daarmee is hij één van de weinige schoolmeesters die zo oprecht heeft geantwoord op de vragen van de Commissie.

De school van Dorkwerd heeft nog geen eeuw bestaan, vanwege een tekort aan kinderen. In 1901 werd de school verlaten en moesten de kinderen naar de school aan de Friese Straatweg, in de stad Groningen. Op de laatste dag schreef de toenmalige onderwijzer het volgende op het krijtbord: ‘‘Wij zeggen de oude school vaarwel. ’t Wordt hier nauw zo muffig. Ze voldeed ons vroeger nog zoo wel. Men wordt hier nu zoo duffig.’’

Steentil en Aduard

Ik fiets verder en kom bij een kruising van waterwegen; hier snijden het van Starkenborghkanaal en het Aduarderdiep elkaar. Het ziet er prachtig uit, zo in het laaghangende zonnetje. Ik stop op een hoge brug. Deze brug over het Aduarderdiep heet de Steentil, en behoort tot één van de oudste bruggen van de provincie. Er staan nog enkele huisjes; dit gehucht heet ook Steentil. Een prachtig pand ligt uit te kijken over het water, dit was eerder het schippercafé.

Het Aduarderdiep is uitgegraven in opdracht van de Cisterciënzer monniken van het eens zo machtige klooster in Aduard. Op die manier werd het transport van goederen en personen en de aan- en uitvoer van zoetwater vergemakkelijkt. Deze monniken hebben waarschijnlijk ook de opdracht gegeven om de Steentil te bouwen, om zowel weg- en waterverkeer te reguleren. 

Op de Steentil, kijkend naar de kruising van de twee waterwegen

De invloed van het klooster te Aduard over de omliggende gebieden was erg groot, dat is zowel te merken in de geschiedenisverhalen als in het landschap. Zelfs heden ten dage nog: naast het Aduarderdiep en de Steentil is dit ook te zien in de vorm van dijken en boerderijen.

Ten tijde van de vestiging van het klooster, in 1192, waren er namelijk nog geen dijken in de Ommelanden. Zodoende werd het gebied telkens overstroomd. Het klooster heeft zich eeuwenlang ingezet voor bedijking en inpodering. Ook richtten de monniken het Aduarderzijlvest op, het eerste waterschap van de provincie Groningen. De kloostergemeenschap bestond uit ongeveer 100 monniken en meer dan 500 lekenbroeders. Kloosters waren in de Middeleeuwen niet alleen gebedsoorden, maar ook centra van macht, bestuur, wetenschap en handel. Het klooster bezat zo’n 6000 hectare land en vele ‘voorwerken’; dit zijn boerderijen waar producten werden geteeld die bestemd waren voor het klooster. Hiervan zijn nog veel overblijfselen te vinden. 

In Aduard kom ik langs de kerk, een restant van het klooster. Vroeger was dit de ziekenzaal. Zelfs in de stad Groningen is nog een restant van het klooster te vinden, namelijk het ‘refugium’; een soort stadshuis. Maar ik ga nog niet terug naar de stad. Volgende keer het tweede gedeelte van deze tocht.

Volgende keer: Aduard – Den Ham – Fransum – Kerkje Harkema.

Bronnen

Groenendijk, H., H. van der Plicht & H.J. Streurman. ‘‘Steentil, an early stone bridge in the monastic landscape of Groningen, the Netherlands.’’ Journal of Archaeology in the Low Countries 4, no. 1 (oktober 2012). 

Guikema, H., jr. ‘‘Dorkwerd,’’ Schoolmeesterrapporten D-E, Groninger Archieven, http://www.groningerarchieven.nl/bronbewerkingen/schoolmeesterrapporten/d-e/dorkwerd

Historische kring Ubbenga. ‘‘Dorkwerd en Wierum,’’ Kronieken Stad en Ommeland, Nieuwsblad van het Noorden, 1930, via http://www.ubbega.nl/pdf-files/Dorkwerd%20en%20Wierum.pdf

X. ‘‘Klooster,’’ Historische Vereniging Aduard, http://www.aduard-historie.nl/klooster_a.php