In mijn serie ‘Verdwenen dorpen van de Ommelanden’ ben ik op zoek naar bijzondere plaatsjes in de Groninger Ommelanden die hun status als 'dorp' ergens in de geschiedenis zijn verloren. Die dorpjes kunnen zijn verdwenen door ontvolking, oprukkende industrie of overstromingen - maar ook doordat een nabijgelegen grotere plaats het voormalige dorpje heeft opgeslokt en tot gehucht of (woon)wijk heeft gemaakt. Het plaatsje van vandaag is er eentje uit die laatste categorie: Bellingeweer is nu een woonwijk van Winsum, maar was ooit een zelfstandig dorpje.
Ik fiets door de woonwijk Bellingeweer in Winsum. Bellingeweer is eigenlijk een verdwenen dorp, want ooit was het zelfstandig en lag het op een wierde in het platteland. Die wierde werd trouwens al rond de jaartelling opgeworpen en is nog steeds vaag te zien in het landschap. Het nabijgelegen dorp Winsum heeft zich door de jaren heen flink uitgebreid, zodoende Bellingeweer opgeslokt en tot onderdeel van Winsum gemaakt. Ik ben vandaag op zoek naar een overblijfsel dat verwijst naar dit verdwenen dorp Bellingeweer.
Laatst kwam ik met de bus door Winsum en viel me op dat er bij Bellingeweer iets ommuurd was. Er staken grote, donkere bomen boven de oud uitziende muren uit. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en al snel vond ik uit dat het om een historische begraafplaats ging. Dus duurde het niet lang voordat ik besloot op de fiets te stappen en zelf een kijkje te nemen.
Dat doe ik nu dus. De begraafplaats ligt verscholen achter een rij mooie huizen. Langzaam fiets ik er langs om ergens een ingang te ontdekken. Ik vind een smal paadje dat tussen twee huizen door loopt en tot het hek van de ommuring leidt. Bij gebrek aan een fietsenrek of iets dergelijks zet ik mijn fiets tegen de netjes bijgehouden heg van de buren aan, in de hoop dat de eigenaar het niet doorheeft.
Na een korte worsteling met het hek loop ik het voormalige kerkhof op (hoe is het mogelijk dat het áltijd en óveral hetzelfde is met hekken en mij). Er staat namelijk geen kerk meer. Toen Bellingeweer steeds meer bij Winsum ging horen werd het kerkje afgebroken, in 1824. Die kerk was toen nog geen twee eeuwen oud want die werd pas in 1641 gebouwd.
Het ontbreekt me nogal aan bronnen betreffende Bellingeweer. Toch kunnen we even kort de geschiedenis induiken. Daarbij springt één element gelijk in het oog: dat de geschiedenis van het dorp en de parochie nauw verbonden is met de familie Tamminga die de plaatselijke borg bewoonde.
De Tammingaborg, of het ‘Huis (te) Bellingeweer’ stond iets ten zuidoosten van de begraafplaats die ik nu bezoek. Het was een borg met een dubbele gracht en zonder al te veel versiersels. Het is heel goed mogelijk dat de Tamminga’s verantwoordelijk zijn voor de stichting van de parochie Bellingeweer. Een parochie kan in het leven geroepen als er voldoende middelen en goederen zijn. Die worden vaak geschonken door een kerkelijke organisatie of op initiatief van een groep inwoners. In dit geval wordt er vanuit gegaan dat een enkel geslacht (de Tamminga’s) alle goederen hebben geschonken. Daardoor was de parochie een ‘eigen kerk’ van de stichter.
De eerste Tamminga van Bellingeweer die in de archieven te vinden is, is ene Allert. Hij leefde in de zestiende eeuw en was geen vergevingsgezinde man. Het toenmalige kerkje van Bellingeweer kende een pastoor met een kleptomanische neigingen. Toen de pastoor op een dag werd betrapt terwijl hij een kelk onder zijn gewaad probeerde te verstoppen, liet Allert hem onthoofden – wat misschien wel een beetje een overdreven straf is voor diefstal.
Rond de tijd dat de pastoor zijn hoofd verloor, brak ook de Tachtigjarige Oorlog uit. Allert was fan van de Spanjaarden en moest niets hebben van de Oranjegezinde protestanten. Boze geuzen ruïneerden in 1581 Allert’s huis en de door zijn familie gebouwde kerk en pastorie. Blijkbaar heeft de kerk ruim zestig jaar, tot 1641, in puin gelegen, want die werd pas heropgebouwd door Allert’s zoon Onno. Onno’s grafsteen ligt nog steeds in Bellingeweer.
Allert en Onno hadden, zoals zoveel bewoners van Groninger borgen, een reeks interessante opvolgers met gekke namen en nog gekkere acties. Zo komen we iemand tegen met de voornaam ‘Schotto’, en ene ‘Lamoraal van der Noot van Risoir’ (hoe verzin je het). Enkele generaties later verschijnt er een Clara Feyoena ten tonele. Op haar zeventiende schreef ze een bundel gedichten die in de herfst van 1746 verscheen, in die tijd een bijzondere gebeurtenis voor een jonge vrouw. De bundel heette ‘Bellingeweerder Uitspanningen’.
Clara’s vader heette Pier Willem. P.W. was overtuigd aanhanger van de Oranjepartij. Toen Willem IV in 1747 als stadhouder werd aangesteld, versierde hij zijn Tammingaborg en organiseerde allerlei festiviteiten. In die tijd werd de borg ook nog eens verbouwd. Op een gegeven moment werd hij zelfs lid van de Staten-Generaal in Den Haag.
Pier Willem’s zoon Frans Onno stierf ongehuwd. Sappig detail: Frans stierf dan misschien ongehuwd, maar niet kinderloos: hij zou naar verluidt een kind hebben verwekt bij een ‘daglonersche’ met de naam Geertruid Fuck van Sijtzema. Lees de naam nog eens goed: Geertruid FUCK van Sijtzema – tja, dan kunnen we Frans Onno maar weinig kwalijk nemen natuurlijk (grapje hoor).
Frans’ erfgenamen boden het huis al snel te koop aan nadat Frans het loodje had gelegd. Er kwam een zeeman te wonen samen met zijn vrouw. Het ging niet om een bijzonder gelukkig echtpaar: de zeeman had ernstige verkwistingsproblemen wat betreft geld- en goederen. Hij perste zelfs zijn eigen vrouw af. Die riep de hulp in van de hoge justitiekamer en die besloot dat het huis weer verkocht moest worden. De broer van de zeeman werd de nieuwe eigenaar. Hij was incasseerder van belastingen. Toen hij en zijn vrouw kwamen te overlijden in 1819 en 1820, werd de borg op afbraak verkocht.
Naast dat de grote geldschieters van de kerk en pastorie nu allemaal dood waren, was Bellingeweer inmiddels bijna onderdeel van het oprukkende Winsum geworden. In 1824 werd daarom door kerkvoogden en notabelen besloten de boel in Bellingeweer maar af te breken.
Op de plek wat ooit het borgterrein was, staan nu woonblokken. Er is dus eigenlijk nog maar weinig van te zien van het voormalige terrein. Dat is jammer, want de Tammingaborg speelde een belangrijke rol in het voormalige dorp Bellingeweer. Gelukkig is er nog wel het ommuurde kerkhof een eindje verderop: een overblijfsel van het ooit zelfstandige dorpje. Er liggen heel wat oude graven die doen denken aan de tijd dat alles in Bellingeweer nog heel anders was. Ik zie eeuwenoude stenen met familiewapens en grafsymboliek. Er staan haantjes afgebeeld, en vlindertjes en zelfs herten. Bomen, klavertjes en ankers en bijlen. Ik vraag me af wie deze mensen zijn geweest: woonden ze in de huizen die in dit oude straatje staan/stonden, de straat die nog steeds Bellingeweer heet? Kenden ze de Tamminga’s? Waren ze de bakkers, kleermakers en smeden van Bellingeweer? Gingen ze elke zondag vroom naar het kerkje dat later met de grond gelijk zou worden gemaakt?
Ik sluit (met enige moeite) het hekje van Bellingeweer en laat het kerkhof achter me. Voor ik weet ben ik zo midden in het drukke centrum van Winsum. Wat vreemd te bedenken dat ik net van een verdwenen dorpje ben gekomen, dat ooit zo alleen op het platteland lag…
Alma, R. (red.) Winsum 1057-2007. Winsum: Stichting historische uitgaven Winsum-Obergum, 2007.
Formsma W.J., R.A. Luitjens-Dijkveld Stol en A. Pat. De Ommelander Borgen en Steenhuizen. Assen: Van Gorcum, 1987.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten