En t is duuster
Mit mien lanteern
En ik luuster.
Komt der nog ain?
Ik kin niks zain;
Aans goa k weer vot
Ien t duuster.
Dit was het eerste (en volgens mij ook enige) Groningse Sint Maarten-liedje dat ik heb geleerd op de basisschool. Ik was een fervent Sint Maarten-loper, want op die manier kon ik mijn bijzonder povere zangkunsten ten gehore brengen en daarmee ook nog snoepjes verdienen. Wat wil een kind nog meer! Daarnaast woonden we nogal achteraf en de bewoners van de huizen en boerderijen die ik aandeed waren maar al te blij überhaupt een Sint Maarten-loper te zien, dus kregen mijn vriendinnetjes en ik vaak boterhamzakjes gevuld met verschillende soorten snoep en mandarijnen.
Natuurlijk waait het altijd verschrikkelijk hard op 11 november. Aangezien ik nooit fan ben geweest van vuur was ik erg blij met mijn elektrisch verlichte lampion. Ik begreep er niets van als mijn ouders vertelden dat zij vroeger liepen met lampjes van kaarslicht: dat kon toch niet erg brandveilig zijn? Enfin, het mooiste moment brak aan als ik dan thuiskwam na het Sint Maartenlopen: dan werden alle verdiensten uitgestald op de keukentafel en in groepjes gelegd: spekjes bij spekjes, Haribo bij Haribo en Snickers bij Snickers. Jammer genoeg lag alles na het Sint Maarten feest nog lange tijd in de kast, want eigenlijk lustte ik helemaal geen snoepjes (en chocola was ik ook niet echt gek op). Maar ach, Sint Maarten ging om het gevoel van beloning na geleverd werk – en om de complimentjes die ik in ontvangst mocht nemen voor de mooie doch vals gezongen liedjes en de redelijk onhandig in elkaar geknutselde lampion.
Suntermeerten, Nieuwe Boteringestraat, 11 november 1955 (foto: Hans Zant) |
Omdat ik altijd uitkeek naar Sint Maarten (het betekende voor mij tevens het begin van de gezellige Sinterklaas-Kerst-Oud&Nieuw-tijd), ben ik er op één of andere manier altijd van uitgegaan dat het een landelijk feest was. Groot was mijn verbazing dan ook, toen, jaren later, iemand uit een ander deel van Nederland mij vragend aankeek terwijl ik een verhaal over Sint Maarten vertelde.
Blijkbaar is Sint Maarten een redelijk lokale feestdag, dat overal ook nog eens op een andere manier gevierd wordt en soms zelfs op een andere datum. In Groningen, Noord-Holland en Limburg is de Sint Maartenviering het meest actueel en veelvoorkomend. In andere streken van Nederland komt het in mindere mate voor. En niet alleen in Nederland: ook delen van België, Duitsland, Oostenrijk en Hongarije kennen het feest – al is de viering in elke regio weer totaal anders. Zo heeft de feestdag in Duitsland niet alleen te maken met de heilige Martinus maar ook met Maarten Luther en pepernoten (?) en in België is Sint Maarten een kruising tussen Sinterklaas en een Romeinse soldaat en heeft hij soms een Zwarte Piet bij zich (??).
Daar ga ik hier verder niet op in, ik zal me proberen te focussen op Suntermeerten in Groningen. Maar eerst: wat vieren we nou eigenlijk met Sint Maarten?
Daar is eigenlijk geen eenduidig antwoord op te geven: er zijn meerdere mogelijkheden, vaak afhankelijk van waar en hoe het feest gevierd wordt. Ik denk dat dit de algemene aanname is: 11 november is de naamdag van Sint Maarten en op die dag eren wij deze heilige Maarten. Ruim 1600 jaar geleden woonde in een stadje in Frankrijk een bisschop genaamd Martinus. Hij was erg geliefd omdat hij een hele vriendelijke man was die veel over had voor zijn medemens. Als arme mensen op zijn deur klopten, in het donker en in de kou, dan kregen ze altijd wat te eten. Bovendien was hij ook een fameuze dierenliefhebber.
Martinus deed veel betreffende armenzorg en was nooit te beroerd om zijn handen uit de mouwen te steken om anderen te helpen. Martinus merkte dat veel armen en zieken niets wisten van God en Jezus en besloot hier verandering in te brengen. Hij galoppeerde op zijn paard van dorp naar dorp om deze blijde boodschap over te brengen. Op een koude winterdag kwam hij op één van zijn tochten een man tegen. De man lag op de grond, bijna dood van de kou en honger. Martinus greep zijn zwaard en sloeg zijn wollen mantel in twee stukken. Hij gaf de arme man een stuk mantel en wat eten en drinken.
Suntermeerten, Groningen, 11 november 1935 (foto: Hans Zant) |
Elk jaar worden Martinus’ goede daden herdacht. Door op een koude novemberavond langs de deuren te gaan en om eten te vragen, weerspiegelen Sint Maartenlopers de armelui in Martinus’ tijd. Ze hopen dan dat de bewoners zet zo goed zijn als Martinus was. Dat dit niet altijd zo is mag duidelijk zijn – speciaal voor die personen werden er in Groningen dan de volgende liedjes gezongen:
dij vret ales zulf op.
Maar het kan nog een tikkeltje meedogenlozer:
Sint-Martinus bokkepoot,
sloag dat olde wief toch dood
want ze wil ons niks geven,
loat ze din nait laanger leven.
Toch is dit ‘we-bedelen-om-Martinus-te-eren’-verhaal redelijk recent en is het ontwikkeld uit een mengelmoes van tradities. Er wordt flink gespeculeerd over de ontstaansgeschiedenis van het Sint Maartenfeest. Eén groep wetenschappers stelt dat het huidige Sint Maartenfeest zijn oorsprong vindt in een heidens Midwinterfeest: een offerfeest om de goden te danken voor de oogst. Of om boze geesten te verjagen.
Een andere groep wetenschappers denkt dat het gaat om een verbastering van Allerheiligen en Allerzielen: op die twee dagen herdenken katholieken en anglicanen hun doden, door lichtjes te branden. In Winschoten zijn deze dagen onlangs nog gevierd met de Aldrillenmarkt. Maar hoe zit dat precies, want Allerheiligen en Allerzielen vinden echter plaats op 1 en 2 november en niet op 11 november. Op 1 november 1582 kwam paus Gregorius XIII er achter dat zijn kalender niet klopte (het hele schrikkeldag-gebeuren) en dat kalender eigenlijk tien dagen achterliep. Toen was het ineens 11 november en zo werden de lichtjes van Allerheiligen ineens de lichtjes van Sint Maarten. Zie daar de verklaring voor de lampionnen en de grote Sint Maartensvuren. Een andere groep wetenschappers vindt dit weer nonsens en zij stellen dat Sint Maarten een puur kerkelijk feest is en altijd zo is geweest.
Hoe het ook zij – in Nederland, en ik heb het nu met name over Groningen, is het oorspronkelijke feest ontwikkeld naar een feest verbonden met lichtjes en bedelen. Doordat Sint Maartenlopen dus eigenlijk te maken heeft met arm zijn, kwam het vroeger geregeld voor dat ‘rijke’ ouders hun kinderen verboden mee te doen. Pas in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw werd bedacht dat Sint Maarten een bijzondere, eigen traditie is die behouden moest worden.
Suntermeerten, Korreweg, Groningen, 11 november 1958 (foto: Hans Zant) |
In Groningen gingen kinderen af en toe ook wel eens met een rommelpot langs de deuren in plaats van met een lampion. Een rommelpot is een aardewerken potje of kommetje bespannen met een varkensblaas, waar men met een stuk riet overheen bewoog om er zodoende een eentonig geluid uit te krijgen. Die begeleidde hen dan tijdens het zingen. Toch werd over de rommelpot over het algemeen gebruikt tijdens het Groningse Paasfeest en niet zozeer met Sint Maarten – men koos op 11 november liever voor de lampion.
Vroeger waren de lampionnen nog niet van karton en vloei- of vliegerpapier, maar werden die op een ingenieuze manier gemaakt uit suikerbieten. De suikerbiet werd uitgehold en er werden figuurtjes uitgestoken en -gesneden. Daar kwam dan een kaarsje in te staan. De gelijkenis met de jack-o’-lantern uit Ierland is treffend: dit is de uitgeholde pompoen met een eng gezicht, die we van Halloween kennen. Een Sint Maartenlichtje wordt in het Groningen een ‘tuutje’ genoemd.
Jongen met een lampion gemaakt uit suikerbiet, Groningen, 11 november 1935 (foto: Hans Zant) |
In zijn boek ‘De Kinderwereld’ uit 1853 herinnert Marten Douwes Teenstra zich dat er op het Hoogeland grote Sint Maartensvuren werden aangestoken. Bij die vuren werd door de jongeren ‘‘lustig gedronken en gezongen, gevrijd en gevochten’’. Jammer genoeg werd er door al deze bezigheden totaal niet omgekeken naar de vuren zelf, zodat die hun eigen gang gingen en de strodaken van de omliggende huizen in lichterlaaie zetten.
In de loop van de tijd gingen de slachtfeesten samenvallen met de herdenking van de heilige Martinus, en zo vonden er op of rond die datum vaak Sint-Maartensveemarkten plaats. In Groningen at men vooral vetgemeste ganzen als Sint-Maartensvoedsel. Daarnaast at men ook vaak spekpannenkoeken van boekweitmeel en was het gebruikelijk het ganzenbordspel te spelen op 11 november. In Westerwolde deed er met Sint Maarten nog lang een liedje in de rondte:
Uut Sassen kwam een gaans
Hij was zo wel gewassen,
Gewassen was die gaans.
De opbrengt van Suntermeerten, Groningen, 11 november 1935 (foto: Hans Zant) |
Ondanks alle deze tradities en liedjes lijkt het Sint Maartenfeest op sommige plekken in Nederland te gaan verdwijnen. Er komen steeds minder kinderen aan de deur. Maar niet in Groningen: uit een onderzoek van Buurtlink uit 2014 bleek dat meer dan 82 procent van de Groningers zegt dat er in hun buurt Sint Maarten wordt gevierd. Wij Groningers hebben ook weinig andere keus natuurlijk: onze bekendste kerk en toren zijn immers naar de heilige Martinus genoemd!
Oké, nog eentje dan:
Sunt Martinus Bisschop,
Mit zien roege muts op,
Mit zien laange stevels aan,
Doar komt Sunt Martinus aan.
Geft t ook wat, n sînt of wat,
n Appel of n peer?
Kom ik haile joar nait weer.
t Haile joar duurt zo laank,
Is mien keerske al ôfgebraand.
Wat zijn uw herinneringen of die van uw (groot)ouders aan Suntermeerten?
Bronnen
Wereld Feesten Almanak. ‘‘Sint Maarten.’’ Beleven, http://www.beleven.org/feest/sint_maarten.
Faber, W. Sint Maarten / Suntermeerten: 150 liedjes. Bedum: Profiel, 1989.
Schreiber, F. Groningse volksgebruiken het hele jaar rond. Ede: Verba, 2005.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten