maandag 21 april 2014

Dublin

In Dublin's fair city,
Where the girls are so pretty,
I first set my eyes on sweet Molly Malone,
As she wheeled her wheel-barrow,
Through streets broad and narrow,
Crying, ‘‘Cockles and mussels, alive, alive, oh!’’

Dit is het eerste, welbekende couplet van het inmiddels onofficiële volkslied van Dublin. Het liedje vertelt het verhaal van Molly Malone, een straatarme maar mooie visverkoopster in het 17e-eeuwse Dublin. Anno 2014 zijn de kruiwagens met vis en schelpdieren verdwenen, maar Dublin in nog steeds een fair city.

Mijn trein vanuit Cork stopte op station Heuston, één van Dublin’s twee treinstations. Op het vertrekbord las ik dat er wel twee treinen per uur vertrokken vanuit de Ierse hoofdstad. Wederom verbaas ik me over de staat waarin het OV hier verkeert. Kun je je voorstellen dat er maar twee treinen per uur gaan van Amsterdam CS? Waarschijnlijk is de lijfspreuk ‘kwaliteit boven kwantiteit’, want de treinen die wél rijden zijn nieuw, schoon, voorzien van wifi en stopcontacten zodat je telefoon of laptop gewoon aan de lader kan terwijl je zit te internetten. Ook komt er meerdere keren een karretje met koude en warme maaltijden langs, voorzien van het slogan: ‘arrive happy, not hungry’. Ik arriveerde happy en stapte over op de tram richting het hotel waar Monique en ik hadden afgesproken.

Links: Hotel. Rechtsboven: Onze stampub! Rechtsonder: Hotelkamer.

Na gezellig bijgekletst te hebben onder het genot van een kopje thee in de pub op de hoek, die later onze stampub zou worden, konden we inchecken in het hotel. Hoewel we een tweepersoonskamer hadden besproken, kregen we een vijfpersoonskamer. Helemaal niet erg natuurlijk! Daarna was het tijd om op ontdekkingstocht uit te gaan. We stapten in een lekker toeristische hop-on-hop-off-bus die ons in twee uur de hoogtepunten van Dublin liet zien. Op die manier kregen we ook een goed idee van hoe de stad in elkaar stak en wat we later nog eens rustig wilden bekijken. Het eerste wat me opviel was de drukte. Voor mijn gevoel was het nog drukker dan in Londen of Parijs. De hordes mensen die overstaken bij een zebrapad deed denken aan New York. Misschien ben ik na vier maanden Cork en uitstapjes naar the middle of nowhere ook niets meer gewend, in ieder geval verbaasde me het enorm. De mensenstromen, de backpacks en toeristen, de bussen, trams, auto’s, flashy signs, winkels, grote en hoge en oude gebouwen – het was totaal niet wat ik had verwacht. Alsof de elektronische stem in de bus mijn gedachten kon lezen, vertelde die dat Dublin ruim 1,4 miljoen inwoners kent (ter vergelijking, Amsterdam heeft een kleine miljoen inwoners) -  en dat in een land waar totaal 4.5 miljoen mensen wonen. Dat betekent dat 1 op de 3,2 Ieren in Dublin woont! 



Dublin werd rond 988 gesticht door de Vikingen. Eigenlijk kent de stad twee namen. Ten eerste, Dublin komt van Dubh Linn, wat ‘zwart water’ betekent. Ten tweede, Baile Atha Cliath, wat zoiets betekent als stad op een doorwaardbare plaats met vlechtwerk van riet (ja, echt). De stad staat bekend om de vele schrijvers en Nobelprijs-voor-de-literatuur-winnaars die er vandaan komen. Een paar namen: William Butler Yeats, James Joyce, Samuel Beckett, Oscar Wilde, Jonathan Swift, Sean O'Casey en George Bernard Shaw. Daarom mag Dublin zich ook UNESCO City of Literature noemen. Deze mannen zie je dan ook niet zelden voorbijkomen in de vorm van standbeelden. De prachtige gebouwen en parken weerspiegelen de belangrijke rol die Dublin door de Ierse geschiedenis heeft gespeeld. Dwars door de stad stroomt de rivier de Liffey, met haar mooie bruggen. Maar wat vooral opvalt is de levendige cultuur – vooral in de wijken zoals Temple Bar, vol pubs en restaurants die een gezellige sfeer uitstralen. De eerste avond hebben we dan ook daar doorgebracht!







De tweede dag zijn we, vanwege het heerlijke warme en zonnige weer, naar Phoenix Park gegaan. Dit enorme park kent tuinen, een dierentuin, het huis van de president en een basiliek. Het 2,5 (!) keer zo groot als Central Park in New York. In de middag zijn we naar Guinness Store House geweest. Dit was, net als alles in Dublin, ook veel groter dan verwacht. Dat Guinness uit Dublin komt, dat wisten we al, maar dat het een hele wijk van de stad beslaat, dat wist ik niet. Arthur Guinness zorgde goed voor zijn arbeiders door hen goed onderdak, onderwijs en eten te geven. Deze huizen zijn nog steeds te zien. Verder staan de straten vol fabrieken en andere gebouwen die bij de brouwerij horen. Het Guinness Store House is een echte toeristische trekpleister. Het is zeven etages hoog en ontzettend modern, high-tech en interactief, iets wat mij enigszins vreemd aandeed in Ierland. Het voerde je langs het brouwproces, de reclame door de eeuwen heen, twee restaurants, een enorme winkel en een panorama-view bar. Het mooiste was misschien wel de Guinness Masterclass: het leren tappen van een perfecte pint Guinness, er een certificaat van krijgen en ’m zelf nog mogen opdrinken ook. Die avond heb ik mijn studievrienden uit Nederland ontmoet in de stad (die waren daar toevallig voor een buitenlandexcursie), wat heel gezellig was! 

Phoenix Park

Phoenix Park

Guinness-wijk

Guinness Storehouse

De volgende ochtend zijn we, wederom vergezeld door een heerlijk zonnetje, naar Trinity College gewandeld. Dit is Ierland’s oudste universiteit (1592) en tevens één van de beste ter wereld. Na wat rondgekeken te hebben sloten we aan in de wachtrij voor de bekende toeristische attractie ‘the Book of Kells’ en ‘the Old Library’. The Book of Kells is een evangeliarium dat de vier evangeliën van het Nieuwe Testament in het Latijn bevat, samen met andere voorafgaande teksten. Het werd rond het jaar 800 geschreven door Keltische monniken. Het staat bekend de westerse kalligrafie in insulaire stijl – dat houdt in, de rijkversierde bladzijden. Deze zijn onvoorstelbaar gedetailleerd versierd, met prachtige kleuren, grote schilderingen, miniatuurtekeningetjes en bijzondere letters. Een groot deel is van bladgoud. Nadat je de expositie en het daadwerkelijke boek hebt bekeken, kun je de trap op naar de Old Library, een bibliotheek van bijna 65 meter lang, met de 200.000 oudste en meest zeldzame boeken die de universiteitsbibliotheek bezit. In de middag zijn we naar het National Museum of Archaeology gegaan, waar ik dan toch eindelijk de hippe Clonycavan Man heb bezocht. Dit is een goed bewaard gebleven veenlijk. Wat zou tof en hip is aan deze beste vent, is zijn haarstijl. Hij had een enigszins moderne stijl: weggeschoren aan de onderkant, en in een soort kuif aan de voorkant. Dit deed hij met behulp van haargel. HAARGEL!  Hij is 2300 jaar oud! Gezien men denkt dat ’ie koning was en ook enigszins aan de kleine kant, is het heel best mogelijk dat hij zijn haar zo boven op zijn hoofd had gedrapeerd zodat ’ie langer leek. Je kan niets anders dan lachen als je naar zijn vrolijke veenlijk kijkt (tenminste, ik niet). 

In de avond heb ik Monique laten kennis maken met een Jameson bij Temple Bar. De volgende ochtend hebben we nog wat gewinkeld alvorens afscheid te nemen. Het waren ontzettend gezellige en leuke dagen samen! 

Trinity College

Boven: National Museum of Archeaology. Linksonder: Protest tegen windturbines. Rechtsonder: Jameson in Temple Bar!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten