vrijdag 11 april 2014

Kilmacduagh en Oughtmama: De Geruïneerde Overblijfselen van St. Colman mac Duagh

Na drie maanden elkaar niet gezien te hebben, kwamen afgelopen week eindelijk mijn ouders op bezoek. Ik had me er natuurlijk erg op verheugd. We gingen een week op vakantie naar het noorden van county Clare, in het westen van Ierland, beter bekend als the Burren-regio (waar binnenkort een aparte blogpost over volgt). Naast veel geklets, hebben we uiteraard ook weer allerlei typisch Ierse avonturen beleefd – zoals dat alleen hier kan. Omdat een week een beetje veel is om in één blogbericht te verslaan, heb ik de verhalen opgedeeld in verschillende onderwerpen. Vandaag is het tijd voor het eerste gedeelte: een verhaal over de overblijfselen van Colman Mac Duagh.


Linksboven: Ons vakantiehuisje, waar we in 2011 ook al eens waren! Rechtsonder: Kasteel in de achtertuin.

Er was eens een opperhoofd met de stoere naam ‘Duac’. Het is niet echt voornaam, ook niet echt een achternaam, gewoon een naam. Een beetje zoals Hulk, Mozes of Pelé. Rond 550 n.Chr. beviel zijn vrouw, koningin Rinagh,van hun zoontje, in het plaatsje Kiltartan, dat nu in co. Galway ligt, niet ver van de huidige grens met co. Clare. Rinagh noemde hem Colman. Colman mac Duagh werd opgeleid tot priester. Na zijn educatie besloot hij kluizenaar te worden, die niets anders deed dan bidden en vasten. Hij vond een mooie grot in de Burren en bleef daar zeven jaar zitten. Hij hield veel van dieren en dat kwam goed uit, daar in de natuur. Zo had Colman ook een haan als huisdier, die hij gebruikte als wekker. Ook had hij hele gesprekken met zijn tamme muis, en had hij een vlieg. Toen de beesten dood gingen (want met name een vlieg is moeilijk lang in leven te houden) was hij buiten zichzelf van verdriet. Hij realiseerde zich toen dat je ook rijk kan zijn zonder geld – een wijze les.

Toen hij uiteindelijk de grot verliet werd hij beëdigd als bisschop. De koning van het gebied waarin Colman woonde had inmiddels van deze gekke grotman gehoord, aangezien Colman inmiddels een beetje een celebrity was geworden in zijn omgeving. De koning, genaamd Guarie Aidne mac Colmáin, kwam op het idee een klooster te bouwen. Daarvoor wilde hij graag de hulp van Colman. Het eerste probleem diende zich al snel aan: wáár gaan we dat ding toch bouwen? Op een dag maakte Colman een wandelingetje toen zijn gordel afviel. Hij zag dit als een gebaar van God en besloot dat dit exact de plek moest zijn. Hier verrees inderdaad het klooster van Kilmacduagh. Kloosters, moet je begrijpen, waren niet alleen gebedsgebouwen voor monniken. Kloosters waren centra van handel, wetenschap, macht. Naast het daadwerkelijke kerkgebouw waren er nog veel meer gebouwen voor andere doeleinden. Hier liepen handelaren, priesters, en koeien door elkaar. Kilmacduagh was een rijke, welvarende en belangrijke plek.



In 2014, ruim 1400 jaar later, is er verrassend weinig veranderd. Er loopt namelijk nog steeds vee in het klooster van Kilmacduagh. Een groep koeien graast rustig wat gras tussen de oude stenen vandaan en doen hun behoefte op de eeuwenoude ruïnes van dit bijzondere kloostercomplex. Verbouwereerd staan mijn ouders en ik voor het hekje te kijken naar dit, toch wel grappige, beeld. Dit is nou typisch Ierland – eeuwenoude overblijfselen zijn zó veelvoorkomend en dus zó normaal (je kunt niet met je ogen knipperen of er staat weer een andere kasteelruïne, kerkruïne of megalithische tombe) dat men er eigenlijk niets aan doet om het te onderhouden of netjes te houden voor toeristen. Iets bezoeken in Ierland kost over het algemeen veel klim- en crosscountry-werk en je moet niet bang zijn om door schapen- en koeienvelden heen te lopen.
Hoe dan ook, na een muurtje klimmen konden we rondlopen door het complex. Vandaag de dag bestaat het klooster van Kilmacduagh nog uit de ruïnes van een abdij, het huis van de Abt, vier kerken en een scheefstaande Round Tower. Rondwandelend in de stilte van the Burren met de prachtige bergen en heuvels op de achtergrond was het een vredig plekje. 


Een paar dagen later zit ik in ons vakantiehuisje in Corofin naar een kaart te staren die bij dat huisje hoort. Mijn oog valt op de poëtische naam ‘Oughtmama’, in het noordoosten van de Burren. In het midden van een verder leeg gedeelte van de kaart staat ‘‘Oughtmama: Deserted Village’’. Dat trok onze aandacht. De volgende dag racete onze bolide de heuvels van de Burren in. Ergens langs de wat grotere weg (een immer relatief begrip in Ierland) moesten we een weggetje rechts, en aan het eind van dat weggetje zou de plaats Oughtmama moeten liggen. Helaas zijn verkeers-, naam- en toeristen-bordjes ook een moeilijk fenomeen voor Ieren waardoor vele plaatsen onvindbaar zijn als je er niet al veertig jaar in de buurt woont. Zo was er nu ook geen enkel bordje te vinden. Er ging echter maar één weg naar rechts en dat was een steil omhooglopend ieniemienie kiezelweggetje met grote gaten erin. We gokten het erop. Toen de weg onbegaanbaar werd (al vrij snel) zetten we de auto aan de kant en liepen de berg omhoog. Op een hoog punt konden we uiteindelijk om ons heen kijken en ja hoor, midden in een Burren-landschap van grijze stenen zagen we een groene oase. Dit moet ooit het dorp zijn geweest. 

Infrastructurele moeilijkheden maken altijd deel uit van een toeristische attractie in Ierland :-)

Boven: Uitzicht vanaf de berg. Onder: Groene oase in een onvruchtbaar landschap. In de verte zie je de ruïnes van Oughtmama.

Wat een vreemde plek om een dorp te bouwen. Oké, aan de ene kant is het logisch, want men heeft gebouwd op een vruchtbaar stukje land te midden van een anders onvruchtbaar landschap. Het ligt beschut tussen de bergen. Maar, het ligt zo hoog, en zo ver van de bewoonde wereld af, dat het niet moeilijk voor te stellen is dat het leven hier te zwaar was om ermee door te zetten. We zagen de akkertjes, de stenen muurtjes die tuintjes en erfjes scheidden. Nu liepen er wat koeien. In de verte zagen we een ruïne. Daar moesten we naar toe. Gezien het feit dat er nog steeds geen enkel aanwijsbordje stond en het duidelijk was dat hier in geen 164 jaar een toerist was geweest, bleek het, wederom, een uitdaging. Gelukkig ben ik na ruim drie maanden reizen door Ierland wel wat gewend. Als je in Ierland wat wilt zien, moet je er wat voor over hebben. Weer moesten we hekken klimmen, dwars door zompige weilanden stampen, over platte kalkstenen huppelen, onder bossen door kruipen en over stenen muurtjes springen. We liepen eerst door de akkertjes en de geruïneerde cottages, waar niet veel anders meer van over was dan losse stenen, en ruwe contouren en funderingen van wat het ooit was geweest. Toen we ons een weg baanden door de bossen richting de kerk, bleken het er drie te zijn. Of eigenlijk waren het twee kapelletjes en één grotere kerk. Het was een magnifiek gezicht, volmaakt verval in een prachtige omgeving. 





En ja hoor, daar, in één van die kerkruïnes, stond een informatiebord. Helaas was die zo groen dat je er weinig meer van kon maken. Later, toen ik weer internettoegang had, heb ik wat dingen opgezocht over deze vreemde plek. Er is weinig bekend over Oughtmama, alleen dat het geassocieerd wordt met, daar is ’ie weer, st. Colman. Dat kan best, want het grotverhaal bewijst zijn voorliefde voor geïsoleerde plekken in de Burren. Ooit was het zo’n belangrijk dorp dat er naast de drie kerkjes ook een molen was, en een enorm dikke verdedigingsmuur rondom het dorp. Met de bouw van Corcomroe Abbey een paar kilometer verderop verloor de plek zijn status. Dit was rond de 12e eeuw. Daarna is dorp vermoedelijk geleidelijk aan verlaten. Dit is apart. Hoewel er bizar veel spookdorpen en verlaten huizen, kastelen en kerken zijn in Ierland, zijn deze vaak pas veel later achter gelaten, vaak tijdens de Great Famine in de 19e eeuw, veel later dus.

Corcomroe Abbey, de reden waarom Oughtmama werd verlaten.

Oughtmama is al sinds de Middeleeuwen alleen. Nu de laatste decennia ook eventuele toeristen deze bijzondere plek vergeten (met dank aan de infrastructurele omstandigheden) staan de overblijfselen van wat eens was des te eenzamer.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten