Inderdaad, dit is slechts een etappe van een kilometer, maar in die kilometer is er van alles te beleven. Ik verlaat Zuidwolde in noordelijke richting, langs het Boterdiep richting de Krimstermolen. De molen kun je van verre al zien staan; het is de grootste poldermolen van de provincie Groningen. In 1816 werd de Oostelijke Bedumerpolder gesticht, wat nu bekend staat als het Reidland, waarbij drie molens werden gebouwd. De oprichting van een stoomgemaal leidde tot de afbraak van twee molens. De Krimstermolen mocht als enige blijven staan, maar brandde in 1903 af. Binnen een jaar herrees de molen uit haar as; daarom wordt de Krimstermolen ook wel de Feniks genoemd. Eind jaren ’60 raakte de molen definitief buiten gebruik en in verval. Als reactie op deze jammerlijke ontwikkelingen werd de molen verplaatst naar zijn huidige plaats; aan de oostzijde van het Boterdiep bij het Casper Hommesgemaal. De afgelopen jaren is de molen onderhevig aan restauratiewerk.
De molen kijkt trots uit over het omliggende landschap; de groene weilanden, blauwe luchten en de kerktorens in de verte. Het Boterdiep is hier bedekt met waterleliebladeren. Een aantal mannen zit te vissen aan de voet van de molen. De meesten kijken verbaasd op als ik mijn fiets parkeer en foto’s begin te maken van de omgeving. Blijkbaar is de aanwezigheid van een niet-vissend persoon ongewoon. Eentje is volledig gehuld in oranje, alsof hij het ophanden zijnde wereldkampioenschap voetbal alvast gezamenlijk met de Boterdiepse vissen wil vieren. Een aantal hekken rondom de molen tonen aan dat de restauratiewerkzaamheden nog steeds gaande zijn. In de zuidoostelijke veldmuur bevindt zich een gevelsteen met opschrift uit 1977, na de verplaatsing van de molen. Ik lees: Eertijds gebouwd in Riedlands dreven / Ben ik van daar naar hier verdreven / Het werken was mij daar ontzegd / Daar de boezem werd verlegd / Thans werk ik aan het Boterdiep / Waar men een nieuwe plaats voor mij schiep.
De Krimstermolen staat in het gehucht Plattenburg. Waarom Plattenbrug een status als ‘gehucht’ heeft is mij onduidelijk, want er staat vrijwel niets meer. Ooit heeft er nog een steenfabriek gestaan, maar die is in 1918 afgebroken. De ligging van de fabriek aan het Boterdiep was uiteraard ontzettend handig, en het was niet de enige steenfabriek die het Boterdiep heeft gekend. Verder liggen aan weerszijden van het diep ook nog de gehuchten Ellerhuizen en Willemstreek. Ellerhuizen is een buurtschap dat begint bij de oostzijde van Boterdiep en zo’n 2.5 kilometer in noordoostelijke richting doorloopt. Langs deze Ellerhuizerweg staan een aantal boerderijen en huizen. Het buurtschapje wordt voor het eerst genoemd in 1384 als Aylardahusum en Aylardahuzum, gelegen in de parochie Bedum. Dit betekent dat er een kerk moet hebben gestaan. Dit werd bevestigd toen er in 1841 bij een bepaalde boerderij een aantal fundamenten en skeletten zijn gevonden. De buurtschap Willemsstreek ligt aan de westzijde van het diep en wordt tot Noordwolde gerekend.
Noordwolde ligt niet direct aan het Boterdiep, maar op zo’n kilometer afstand. Hierdoor heeft het dorp waarschijnlijk niet een soortgelijke omvang zoals Zuidwolde gekregen, omdat een vaarweg altijd een belangrijke factor is in de groei van een dorp. Het kent welgeteld drie straten en hoewel de Eemshavenweg er vlak aan langs raast, is het in het dorpje bijzonder rustig. De verzengende hitte zorgt dat veel mensen binnen zijn en de gordijnen dicht hebben. Het middeleeuwse dorp heeft ooit in een bosachtig gebied gelegen, en was waarschijnlijk ooit groter dan het nu is. Zo had Noordwolde ooit eens een openbare school, die in 1933 opdoekte. Ook kende het dorp verschillende borgen, zoals Widdama, Thedema en Mensema. Deze borgen zijn in de loop der tijd echter tot boerderijen verworden.
Hoewel de huisjes schattig en de tuinen fleurig zijn, trekt de kerk, die te midden van het dorp staat, toch echt de meeste aandacht. Of beter gezegd, de toren van de kerk. Na enig worstelen met het hekje loop ik het omheinde kerkhof op. Het is de enige toren in de provincie Groningen die uivormig is en bijna Russisch aandoet. In het Gronings wordt deze karakteristieke spits dan ook wel ‘de siepel’ genoemd en is zo groot dat er wordt gezegd dat er wel vijftien mensen in kunnen plaatsnemen. De vierkante toren zelf is, net als het romano-gothische schip, in de 13e eeuw opgetrokken. Beide delen werden in 1639 met elkaar verbonden. In die tijd werd ook de siepel toegevoegd.
Ik wandel bewonderend rondom het kerkje. Er liggen nog enkele oude, doch goed onderhouden graven in het gras. In een hoekje groeien wilde bloemen, zoals een prachtige witte akelei. In de muur staat gemetseld: ‘anno 1639 gerestaureerd’. Deze restauratie was het gevolg van de reformatie. Nu er protestantse erediensten werden gehouden, moesten de kerkgangers zelf hun bijbel kunnen lezen. Daarvoor bleek het te donker te zijn binnen, en moesten de vensters worden vergroot. Dit is nog duidelijk te zien in de dichtgemetselde ingangen en ramen die over de muren zijn verspreid. De deur zit helaas dicht, waardoor ik niet het andere hoogtepunt van de kerk kan zien; het orgel. Al in de 1581 werd er melding van gemaakt. Het huidige orgel is voor een groot deel 17e-eeuws en door de eeuwen heen door verschillende grootmeesters gerestaureerd. Gelukkig komt er echter, de gehele tijd dat ik over het kerkhof rondloop en in de schaduw van de bomen zit, prachtige orgelmuziek uit de kerk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten