dinsdag 30 september 2014

Reizen langs het Reitdiep, deel 1/4

In deze serie ga ik naar het noordwesten van de provincie Groningen. Het Reitdiep, een sterk meanderend water dat van de Groningse binnenstad tot aan het Lauwersmeer loopt, zal mijn rode draad zijn. Hoewel er vrijwel geen paden zijn vlak lángs het diep, liggen aan beide kanten, tussen de dijken en in de uiterwaarden, de meest bijzondere cultuurlandschappen. De wierden en slingerende slaperdijken getuigen van de eeuwenoude strijd tussen mens en water, en de kleine dorpjes en gehuchten onderweg vertellen bijzondere verhalen. Ik fiets via de oostelijke oever tot het Lauwersmeer, en keer via de westelijke oever terug naar de stad Groningen.

Vandaag deel 1: Groningen - Dorkwerd - Wierum - Wetsinge - Schaphalsterzijl.

Het Reitdiep is een diep dat loopt van de Groninger binnenstad tot het Lauwersmeer. Het gedeelte in de stad, vanaf de Noorderhaven tot Dorkwerd, is de in 1385 gegraven benedenloop van de Drentsche Aa. Vanaf Dorkwerd naar Zoutkamp is het Reitdiep de gekanaliseerde benedenloop van de Hunze. Het is nog steeds de belangrijkste afwatering van het noorden en het westen van de provincie. Men is er niet helemaal uit wat de naam ‘Reitdiep’ nu eigenlijk betekent. Zo kan ‘reit’ ‘riet’ betekenen, verwijzend naar het riet dat aan weerszijden van het water groeit.  

Groningen

Ik begin mijn tocht aan het Hoge & Lage der A, één van de mooiste plekken in de oude binnenstad van Groningen. Het ‘Hoge’ duidt op de hoge kade langs de oostkant; het ‘Lage’ is de lagere kade op de westelijke oever van het water dat de ‘A’ wordt genoemd. Het verschil in hoogtes van de kades ligt aan het feit dat tot 1877 de getijden nog vrij spel hadden in de stad. De kades werden afgewisseld bij hoog- of laagwater. Na de afdamming van het Reitdiep kwam hier een eind aan. Aan het water staan statige pakhuizen, hoog en trots. Het zijn relieken van het rijke handelsverleden van de stad Groningen. Dat het een bijzonder stukje stad is, blijkt wel uit het feit dat er maar liefst 28 rijksmonumenten langs de kades staan, met panden daterend uit de dertiende eeuw.
   Aan de noordkant van de stad ligt de nieuwbouwwijk Reitdiephaven. Lezers van mijn blog weten waarschijnlijk wel dat ik verzot ben op oude dorpjes met bijzondere huisjes. Toch vind ik de wijk Reitdiephaven een bijzonder geslaagd nieuwbouwproject. Per cluster zijn de huizen allemaal in dezelfde stijl gebouwd, de volgende cluster weer anders. Met name de huizen rondom de jachthaven (waar wel 225 boten kunnen liggen) lijken zo van Deense of Noorse kustplaatsjes naar Groningen te zijn gekopieerd. Geel, rood en blauw zijn de houten huizen en torentjes. Aan de andere kant staat een rij huizen die lijkt op een reeks strandtenten, met donker en licht steigerhout. Iets ten noorden van de jachthaven lopen schapen door de weilanden. Dit is voor mij het teken dat de stad ten einde komt, we gaan de Ommelanden in. 

Reitdiephaven

Dorkwerd

Tussen de stad en de plaats Dorkwerd ligt slechts een weiland. Als een inwoner van de laatste rij nieuwbouwhuizen in Groningen een steen gooit in noordelijke richting, ligt die steen in Dorkwerd. Het zal slechts een matter of time zijn tot de hippe nieuwe huizen zich zullen vermengen met de oude, karakteristieke boerderijtjes die nu nog verspreid door de velden staan. Ik heb enige moeite met de vraag of ik Dorkwerd moet bestempelen als dorp of gehucht. Het heeft een kerk, dus officieel is het een dorp. Laten we het dan houden op een piepklein wierdedorp, want de wielen van mijn fiets hebben precies vijf omwentelingen nodig om van het bordje ‘Dorkwerd’ naar het bordje met de streep door de plaatsnaam te komen. Op de wierde liggen de kerk en de pastorie, het dorpshuis, de voormalige schoolmeesterswoning, het voormalig café en een boerderij. Het vormt samen een boeiend geheel. De boerderijen die losjes om de wierde heen staan worden ook tot het dorp gerekend.
   Het charmante ‘dork’ uit de naam Dorkwerd betekent ‘derrie’. Eigenlijk betekent de plaatsnaam dus ‘modderige wierde’. Deze modderige wierde werd, zoals zoveel andere, afgegraven onder leiding van professor van Giffen. Dit zorgde ervoor dat de kerk, stammend uit 1648, een deel van zijn ondersteuning verloor. Het is in 2007 ingrijpend gerestaureerd, om verzakking te voorkomen. De toren is in 1869 gebouwd, maar de klok die erin hangt stamt uit 1682 en komt uit het nabijgelegen Wierum. Deze klok heeft de Tweede Wereldoorlog overleefd, iets wat redelijk zeldzaam is, aangezien de Duitsers gek waren op kerkklokken. Diezelfde Duitsers haalden in mei 1944 bij Dorkwerd een Engelse Lancaster bommenwerper neer. De vijf Engelse bemanningsleden kwamen om, maar de twee Canadezen overleefden de crash.

Dorkwerd

Dorkwerd

Ik laat Dorkwerd achter me en rijd in noordelijke richting, waar ik het imposante van Starkenborghkanaal oversteek. Grote schepen dobberen in het water. Nog 500 meter verderop kom ik bij het Reitdiep, dat ik ook oversteek. Ik fiets nu aan de oostzijde, een smal paadje waarbij je even stil moet staan aan de kant als er tegenliggers aankomen. Er varen mooie bootjes in het water, dat oplicht door de zonnestralen. Een meneer, varend onder de Duitse vlag, heft zijn hoedje. Ik zwaai vrolijk terug.

Reitdiep

Wierum

Het fietspaadje komt uit in het gehucht Wierum. Hier bevinden zich een boerderij, twee huizen en een kerkhof. Ik was er haast aan voorbij gefietst, ware het niet dat mijn getrainde oog viel op wat grijze stenen op een kleine wierde. Op het laatste moment gooide ik mijn stuur om en nam een kijkje. Tot mijn verrassing stond er gewoon een toeristisch informatiebord. Later werd me duidelijk waarom; Wierum is onderdeel van het Pieterpad.
   Het bord vertelt me dat Wierum niet tot een gehucht is verworden na de afgraving van de wierde, maar ook ver daarvoor al weinig inwoners had. De kerk was al afgebroken in het begin van de negentiende eeuw, terwijl de afgravingen pas in 1912 begonnen. Toch stond er al een kerk in de veertiende eeuw. In die tijd was Wierum zelfs een parochie. Eeuwen later werd Wierum gecombineerd met Dorkwerd. De eerste predikant die beide plaatsen onder zijn hoede had, was een meneer met een jaloersmakende achternaam: Marcus Marsmannus, in 1612. Een latere predikant was Georgius Vechnerus, een man met verhaal. Hij werd geboren in Goldberg, Polen, en was hofprediker in Heidelberg, Duitsland. Toen dit in katholieke handen kwam, vluchtte hij naar Nederland. Hier werd hij predikant in Wierum en Dorkwerd, van 1623 tot zijn dood. De kerk in Wierum werd overbodig en gesloopt in de winter van 1829. De klokkenstoel en klok werden over het ijs van het Reitdiep naar Dorkwerd gebracht.
   Aan de overkant van het Reitdiep, de westzijde dus, ligt het gehucht Wierumerschouw. Een schouw is de naam voor een kleine boot, die werd gebruikt als voetveer. Nu is er een brug. Vroeger heette het hier Wasingehuis. Eerst was het gehucht eigendom van het Klooster van Aduard en later van de stad Groningen. In 1769 verkocht de stad deze gronden en het recht om de scholle te bedienen. Dit was nu ten laste van de provincie. Die had daar geen zin in, en zodoende kwam er in 1887 een draaibrug.  

Wierum

Vanaf hier is het Reitdiep de benedenloop van de eens machtige en wilde rivier de Hunze. Over een betonnen fietspaadje ga ik noordwaarts, het Reitdiep aan mijn linkerhand. Tussen het fietspad en de dijk die langs het water loopt, strekt zich grasland uit. Op twee of drie plekken na, kom je niet dichterbij het water. Dat maakt het diep juist zo mysterieus. Het fietspad slingert met gekke bochten langs en door de slaperdijken. Ik passeer het gehucht Hekkum. Het pad gaat weer dichter naar het water toe. Er staan nieuwe picknickbankjes, waar ik even ga zitten terwijl er een bootje langs komt varen. Eenmaal weer op de fiets kom ik vlakbij Garnwerd uit, maar dan aan de andere kant van het water. Op een gegeven moment zou je rechtsaf kunnen, naar een buurtschap dat de Raken heet. Ooit, op een eerdere fietstocht, sloeg ik dit pad in. De Raken heb ik nooit gezien, klaarblijkelijk was ik er voorbij gezoefd voor ik er erg in had. Het moeten die twee boerderijen en die sluis wel zijn geweest. Ik was die bewuste dag op weg naar Wetsinge. 

Wetsinge

Via het weggetje kom je eerst in Groot Wetsinge. Groot Wetsinge bestaat uit één straat en is zo klein dat het geen kerk heeft. Klein Wetsinge heeft wel een kerk. Klein Wetsinge in namelijk groter dan Groot Wetsinge. Het vergde mij ook enige inspanning om dit te ontdekken want ik geef toe dat het niet erg logisch is. Maar het grotere Klein Wetsinge is alsnog piepklein. Samen vormen de Wetsinge’s Wetsinge, dat in het Gronings wordt uitgesproken als een soort werkwoord: Wetsen. Het is een bijzondere constructie. Hoe dan ook, ik fietste die dag Groot Wetsinge in en aan weerszijden van de enige straatje die het buurtschapje kent, staan de meest prachtige huizen. Ooit stond er wel een kerkje, maar die is in 1840 afgebroken. De graven van de begraafplaats zijn nog wel zichtbaar. De begraafplaats was tot 1910 in gebruik. De overgebleven grafstenen staan kriskras over een goed bijgehouden grasveld met heggetjes en bloemen, voor de fantastisch mooie pastorie. Van het pand resteren nog gedeeltes uit de dertiende eeuw. Toen de kerk verdween, verwerd de pastorie tot smederij en veehouderij. Daarna verviel het gebouw in een ellendige staat. Gelukkig is het in 2000 flink gerenoveerd en staat het huis nu glorieus uit te kijken over de mooie uitzichten. Het gebouw leent zich nu voor concerten en bijeenkomsten. Aan de andere kant van het weggetje staat een eveneens prachtig huis, dat Middeleeuws aandoet. Het heeft dikke stenen en kleine ramen met rode luikjes en wordt binnenkort voor filmopnames gebruikt. Groot Wetsinge is een jaloersmakende plek en zeker het omweggetje waard.  

Wetsinge

Wetsinge

Dit keer sla ik de Raken en Wetsinge echter over en trap noordwaarts, richting Schilligeham. Mijn ego wordt onderweg danig op de proef gesteld als er twee 65-plussers mij voorbij snellen met een tempo alsof ze voor een etappeoverwinst in de Tour de France sprinten. Gelukkig voor mijn zelfbehoud zie ik nog net op tijd dat het om elektrische fietsen gaat. Overal op het platte Groningse land kom ik ze tegen, van die oudjes die mij zo hard voorbij scheuren dat ik bijna in de berm lig. De ietwat viezig aandoende buurtnaam ‘Schilligeham’ stamt waarschijnlijk uit de veertiende eeuw, toen hier een voorwerk (of boerderij) van het klooster van Aduard werd gebouwd. Kloosters waren in die tijd niet alleen maar gebedshuizen, maar lokale centra van politieke en economische macht. Er werd handel gedreven en recht gesproken. Het waren kloosters die de grootste lappen grond bezaten en bepaalden wat hiermee werd gedaan. Het Sint-Bernardusklooster van Aduard bezat zo’n zesduizend hectare grond en was hiermee de grootste van het noorden. De velden bij Schilligeham behoorden hier dus ook toe.

De velden rondom Schilligeham

Een aantal kilometer verderop, nog steeds het fietspad volgend, kom ik bij het meest westelijke gedeelte van het Winsumerdiep. Hier passeer ik een bord met daarop de naam van dit streekje: ‘Schapehals’. Ik maak er een foto van. Bij het nabijgelegen Schaphalsterzijl komen het Winsumerdiep en het Reitdiep samen. Het gemaal uit 2005 kent een groot, glazen gebouw, met een overkapping die tot aan de railing bij het water loopt. De perfecte locatie om even te schuilen voor de hoosbui die overkomt. Ik leun, droog door de overkapping, tegen de leuning en kijk naar de intens grijze lucht, en de onophoudelijke stroom regendruppels die als een gordijn voor mij langs vallen. Aan de overkant staat een schattig wit huis met groene luiken, het zijlhuis. Het achterste gedeelte bestaat nog uit de oude rode bakstenen. Hier woonde oorspronkelijk de sluiswachter. Het gebouwtje staat pal tegen een dijkje, en de voortuin en het houten hekje lopen daardoor haast steil omhoog.

Schaphalsterzijl

Na een klein halfuurtje stopt het met regenen en schijnt er een dapper, waterig zonnetje. Ik laat het gemaal achter me en fiets over een smal weggetje door Schouwerzijl, een stil dorpje gelegen aan de Kromme Raken, een zijtak van het Reitdiep. Daarover volgende keer meer!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten