Vandaag deel 2 van 2: Vierhuizen-Spijk-Godlinze-Losdorp-Oldenklooster/Feldwerd-Marsum-Appingedam.
Ik fiets langs de groene dijk. Aan mijn andere hand vlakke akkers. Het ruikt er naar stro en geelgouden vlaktes strekken voor me uit. De velden worden omringd door suizend riet. Hoog in de lucht zweven roofvogels, op zoek naar een prooi. Er is een gehucht genaamd ‘Polen’. Het pad loopt door een eenzaam windmolenpark. Ik kom onder een grote windmolen door. Zoef, zoef, zoef, doen de wieken. Ik sla af en rijd weer landinwaarts, door het gehucht Vierhuizen. Hier staan letterlijk vier huizen. Het pad dat er enigszins parallel aan loopt heet Tweehuizen, en nu kunt u wel raden hoeveel huizen daar staan.
Ik kom aan in Spijk. Spijk behoort tot de groep van oudste nederzettingen in het Noord-Groninger zeekleigebied. Door de afwisseling van perioden van overstromingen en de meer rustige perioden zijn verschillende wierdengeneraties te onderscheiden. De oudste generaties waartoe Spijk behoort worden gekenmerkt door een radiaire structuur. In het midden van het dorp, als een haast te perfect schoolvoorbeeld, ligt de kerk te midden van een perfect cirkelvormige weg en gracht. In de gracht zwemt een statige, zwarte zwaan. Aan de weg rond de kerk staan vroegere winkelpanden en cafés, de kosterij met de aangebouwde voormalige lagere openbare school en het gebouw van de spaarbank.
Net als zoveel andere nederzettingen in dit gedeelte van Groningen, had Spijk te lijden onder de grillen van de zee. Toch heeft het alles overleefd, terwijl veel andere dorpen zijn verdwenen tijdens overstromingen. Tweemaal is het gehele dorp weggespoeld, op de kerk na. Daarna bouwden de overlevenden dapper weer een bestaan op en ontstond er langzamerhand weer een dorp. Dit gebeurde tijdens de welbekende Sint-Maartensvloed van 1686 en de Kerstvloed van 1717. Na de Kerstvloed werd begonnen met de bouw van een zeewering.
Voorbij me vliegt Losdorp. Ooit stond hier een borg, die voor het eerst in 1578 wordt genoemd. Twee eeuwen later is het al tot een boerderij verworden. De borg werd in het begin van de zeventiende eeuw bewoond door Bernard Schaffer, in 1615 de eerste student van de Rijksuniversiteit Groningen en later burgemeester van Groningen. Daarna passeer ik het gehucht Oldenklooster, gelegen op de wierde Feldwerd. Eind twaalfde eeuw werd hier een Benedictijns klooster gesticht door de heilige Hatebrand (een naam die trouwens niet echt heilig maar meer hels aan doet). In 1204 werd er een eindje verderop een nieuw klooster gesticht, vandaar de naam Oldenklooster. Het klooster op de wierde van Feldwerd groeide uit tot één van de rijkste kloosters in de Ommelanden. In 1226 al was het één van de grootste geldschieters voor de vloot die vanaf Borkum vertrok om deel te nemen aan de Zesde Kruistocht. Er kwam een eind aan al dit optimisme met de Reformatie en Tachtigjarige Oorlog. Zo werd het geplunderd door de Watergeuzen en geconfisqueerd tijdens de Reductie van Groningen, waarbij Groningen officieel overging op het protestantisme. De gebouwen werden omstreeks 1617 afgebroken. Vanwege allerlei archeologische vondsten zoals skeletten en kloostermoppen, is de wierde aangewezen als Rijksmonument. Je merkt er echter weinig van, gezien Oldenklooster of Feldwerd nu niet veel meer is dan weilanden met enkele boerderijen ertussen.
Marsum bestaat uit één straat en is een beschermd dorpsgezicht. De nederzetting ontstond in de vroege Middeleeuwen en ontwikkelde zich tot een heus dorp. In de Franse tijd werd het dorp bijna volledig verwoest bij het Beleg van Delfzijl in de jaren 1813-1814. Naast de Mauritiuskerk en het kerkhof resteren nog enkele boerderijen. Het kerkje heeft en fantastische ligging. Een smal klinkerpaadje, omzoomd door hoge bomen, leidt je de wierde op naar de kerk. Ik wandel eromheen. Alles ademt rust. De kerk is open. Het interieur is sober, maar het plafond is in een helderblauwe kleur geschilderd. Recent is in het koor een reconstructie van een middeleeuws orgel geplaatst. Ik lees in het gastenboek een Duits bericht van twee dagen geleden dat lof uitspreekt voor dit unieke orgel. Het kerkje is nu in bezit van Stichting Groninger Kerken. Ooit woonde hier in Marsum de beruchte mennoniet, of fundamentalist, Uko Wallis. Deze doopsgezinde boerenzoon predikte soberheid en zijn principes waren erg streng. Zijn volgelingen heten ‘Ukowallisten’. Het werd maar liefst drie keer verbannen uit Groningen vanwege alle opschudding die hij veroorzaakte. Opschudding lijkt een woord niet erg toepasselijk voor Marsum. Het voelt alsof hier jaren niemand of niets is geweest, en de tijd heeft stilgestaan. Alsof de ‘echte’ wereld heel ver weg is.
Van Marsum is het slechts vier kilometer naar Appingedam. Wanneer ik bij het station aankom blijkt dat de trein pas over een half uur komt. Dat geeft mij de gelegenheid en tijd om nog even door deze bijzondere plaats te fietsen en te lopen. Appingedam was de hoofdstad van het historische gewest Fivelingo, één van de Ommelanden. Het is naast de stad Groningen de enige plaats in de provincie met historische stadsrechten. Het centrum is een beschermd stadsgezicht. Er zijn veel middeleeuwse panden bewaard gebleven in de kronkelige straatjes. Het Nicolaaskerkje en het renaissancistische Raadhuis zijn twee bekende blikvangers. Verder loop ik via de smalle bruggetjes het Damsterdiep over en bewonder de hangende keukens. Ik koop een broodje en spring dan weer, voor de laatste keer vandaag, op de fiets, richting het station.
Terwijl ik de groene weilanden, heren- en keuterboerderijen en koeien aan mij voorbij zie vliegen door het treinraampje, denk ik nog eens na over mijn meer dan geslaagde dag. Het was een dag van nauwelijks te onderscheiden gehuchten en buurten, ieder met een eigen verhaal. Een dag van nieuwe, kleine stipjes op de kaart ontdekken. Het was een dag van dijken en wierden – het eeuwige gevecht tegen de zee. En nu ik door het raam de hoogbouw van Groningen zie opdoemen, heb ik alweer heimwee naar de uitgestrektheid en de zilte lucht van Noordoost-Groningen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten