zaterdag 3 mei 2014

De Burren: een plek van contradicties

‘‘We walked out on, out onto the Burren // Frothy from the wind // Full of yesteryear’s sorrow // Bad dreams within // We were children again’’
- Ben Howard, the Burren

De Burren is een vreemde plek. Een plek van contradicties. Het is er grijs, verdrietig, alleen, mysterieus en spookachtig – met eeuwenoude overblijfselen uit vergane tijden, en ontelbare verhalen. Maar het is er ook wonderlijk, licht, natuurlijk en vriendelijk. Je moet de Burren eigenlijk zelf ervaren om het te kunnen begrijpen. Het is erg moeilijk te omschrijven. De stilte, afgezien de immer razende wind, is er oorverdovend. Alleen op de wereld krijgt ineens een heel andere betekenis. In de Burren kom je altijd jezelf tegen, bij gebrek aan anderen. Het is dan ook een plek waar veel schrijvers, dichters en muzikanten zijn geïnspireerd. Het is deze plek dat ik inmiddels, na meerdere bezoeken, redelijk goed ken. Het is een plek waar je óf verliefd op wordt, óf heel hard van weg rent. Je kunt je laten betoveren door de buitenaardse sfeer, of je kunt je laten overspoelen door de soberheid en de leegte. Engelsman Edmund Ludlow, een 17e-eeuwse bevelhebber die dit gedeelte van Ierland onder Brits gezag moest zien te brengen, peinsde: ‘‘It is a country where there is not enough water to drown a man, wood enough to hang one, nor earth enough to bury him’’. Mijn ouders en ik zijn na een week rondreizen door de Burren in 2011, ook voor een week in 2014 teruggekeerd. Het moge duidelijk zijn dat wij bij de groep bewonderaars horen.

Het landschap van de Burren-regio: kalkstenen heuvels, afgewisseld met groene velden.

De Burren: een maandlandschap.

De Burren is een gebied dat zo’n 260 km² in het westelijke gedeelte van Ierland beslaat, in county Clare. Het is een uniek karstlandschap van kalksteen, dat pas de laatste twee miljoen jaar is gevormd doordat het landschap blootgesteld was aan smeltend ijs en plaatbewegingen. Het resultaat zijn zogenaamde ‘terrassen’, die bestaan uit verschillende lagen kalksteen. De ruimtes tussen de stenen zijn heel diep, en je kunt de verschillende lagen duidelijk zien. Vreemd genoeg is het maanlandschap zeer vruchtbaar en groeien er planten en bloemen die nergens anders in Ierland voorkomen. Dit is hetzelfde verhaal met dieren. Met name de grote hoeveelheid verschillende vlinders trekt vele belangstellenden. Ook zijn er ontzettend veel grotten en archeologische monumenten. In ons vakantiehuisje lag een kaart waarop (bijna) alle archeologische overblijfselen in de regio aangegeven stonden – in totaal zijn het er ruim 6000. Het landschap is daarom eigenlijk gevormd door menselijke geschiedenis: de akkertjes, de stenen muurtjes, de prehistorische bouwwerken zoals tombes, altaren en forten, waar niet zelden een megalithische vondst wordt gedaan. Niet voor niets wordt het ‘Ierland’s grootste openluchtmuseum’ genoemd. De Burren kent niet alleen heidense overblijfselen, maar ook een meer dan uitgebreide collectie oude christelijke plekken – en dan met name ruïnes van eeuwenoude stenen kerkjes. Vaak zijn ze overgroeid met klimop en mos, eenzaam en vergeten. Ze staan random verspreid in de velden, in een dal of op een heuvel. Niet bij een dorp, maar op verlaten plekken – waarschijnlijk de reden waarom ze zo zijn vervallen. Ik heb er tijdens mijn verblijf hier al vele gezien, maar genoeg zal ik er nooit van krijgen – volmaakt verval is in mijn ogen perfecter dan volle glorie. 

Boven: Het lege, vreemd-aandoende landschap. Onder: De Poulnabrone, een hunebed temidden van het niets. Het is zo'n zes millennia oud (!). Archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat hier een heleboel personen zijn begraven, gezamenlijk met spullen voor het hiernamaals zoals edelstenen en bijlen. Het is daarna nog lang een ceremoniële plaats geweest, waarbij het diende als een soort altaar waar rituelen werden uitgevoerd.

Poulnabrone.

De Burren: stenen, stenen, stenen - maar met unieke flora en fauna.

Linksboven en onder: de Burren. Rechtsboven: Een voorbeeld van de vele ruïnes die verspreid staan door het landschap. Dit is de ruïne in Killinaboy, ooit eens het huis van de gevreesde colonel Blood - die in de zestiende eeuw o.a. de kroonjuwelen uit de Tower of London heeft gestolen. Hij heeft nog veel meer gedaan, maar wist altijd te ontsnappen (door zich meerdere keren als dominee of priester voor te doen). Hij heeft de autoriteiten zo vaak bedonderd dat men hem na zijn dood nog weer hebben opgegraven om zich ervan te verzekeren dat 'ie nu toch echt dood was.

Op een avond tuurde mama naar de kaart en kwam tot de conclusie dat er een kerkje aan ons weggetje lag, een eindje verderop. We trokken de wandelschoenen aan en begonnen te lopen. En lopen. Toen we anderhalf uur lopen verderop waren en het licht al uit was gegaan gaven we het met tegenzin op. Tot de volgende middag, toen de zon weer vrolijk scheen. We probeerden het nogmaals. Dit keer hadden we hulp ingeroepen van buurman Raymond, die ons wat tips had gegeven. We moesten een op een bepaald punt namelijk een erf op en door de weilanden lopen, omdat het kerkje niet zichtbaar was vanaf de straat (dat verklaarde een boel). Op een gegeven moment stonden we voor het erf, en niet heel comfortabel om er zomaar overheen te lopen, draalden we er wat voor. Godzijdank stond er een boer. We vroegen hem of hij het kerkje, Templemore Church, kende. Hij trok zijn wenkbrauwen op en vroeg of we op zoek waren naar iemand die er lag. Nee, antwoorden we, gewoon interesse. Hij keek ons een beetje vreemd aan. Blijkbaar was hier in geen jaren iemand geweest. Dat was ook niet gek, want afgezien de kaart in het huisje was nergens melding gemaakt van ene Templemore Church. Geen bordjes, geen informatie op internet, niets. We hadden geluk met hem, zei hij, want hij wist waar het lag. De meeste mensen die in de buurt woonden (dat waren er ook niet veel) hadden er zelfs  nog nooit van gehoord. De boer besloot met ons mee te lopen, omdat wij het anders toch nooit konden vinden. Dat is waar, want je ziet het niet tot je er recht voor staat. We sjokten door vier of vijf enorme koeienvelden, waar we kniediep in de zompige modder zaten. Ik dacht dat ik als countrygirl wel wat gewend was, maar de boer moest ons regelmatig uit de modder trekken. Uiteindelijk, na een zware strijd, leverde hij ons, bemodderd en bebloed door de bramenstruiken, af bij een ruïne. Of wacht, misschien is ruïne niet het goede woord. Een hoop stenen in de vorm van een vierkantje, vol gegroeid met bomen en planten en prikkelstruiken, in zulk hoog gras dat ik er op sommige plekken tot mijn middel in verdween. Hier en daar piepte een grafsteen boven het gras uit, maar de meeste waren verdwenen onder moeder natuur. Aan de grond en de bobbels in het gras kon je zien en voelen dat er vele grafstenen zouden moeten zijn, en dat het dus ooit een hele belangrijke plaats was. Ik vraag me af waar de mensen vandaan kwamen. Leefden hier eeuwen terug meer mensen? Was het een soort gemeenschapje, of dorpje? En was de onvindbare kerk toen makkelijker begaanbaar? De boer had ons nog nonchalant gewezen op een gat in de grond dat nu volgegooid was met stenen zodat het vee er niet in kon vallen, maar wat ooit een grottunnel was waardoor de katholieke bevolking stiekem naar de kerk kon (was verboden door de protestantse overheersers). Wat een magische plaats! Het was net, of het niet echt was. Daar stonden we dan. Met niets dan de wind, een aan de natuur te prooi gevallen bouwwerk en een overwoekerde begraafplaats dat een huis is voor allang vergeten zielen. Wij waren de eerste mensen die hier in tijden zijn geweest, en waarschijnlijk ook de laatste. 

De omgeving - en wat het doet met je schoeisel.

Links- en rechtsboven: Het kerkhofje en het kerkje waren omringd met een stenen muurtje waar je over moest klimmen. Onder: overwoekerde hoop stenen van wat ooit eens een mooi, drukbezocht kerkje was.

Het hoge gras waar we ons doorheen moesten slepen - onder zie je twee van de vele grafstenen die haast niet meer zichtbaar waren.

Links en rechts: Eenzame zielen. Midden: Kasteeltje in de verte.

Het mooie aan Ierland is, is dat er meer dan genoeg ruimte in het land is om niets te hoeven slopen. Ik heb weinig plekken ter wereld gezien waar de geschiedenis altijd en overal zo dichtbij is als in Ierland. Kastelen, kerken en prehistorische bouwwerken staan achteloos en vergeten in prachtige landschappen. Het jammere van Ierland is dat ze het zelf allemaal maar zo normaal vinden. Het land kent zo’n overdadigheid aan geschiedkundige pareltjes, dat men het gewoon niet meer ziet en er dus totaal geen moeite wordt gedaan om alles in een goede staat te houden – of in ieder geval, het toegankelijk te maken. De meeste plekken, met name hier in de Burren, waar er zoveel van zijn, raken in vergetelheid. 

Misschien is dat het beste woord om de Burren en haar schatten te omschrijven: Vergetelheid. 

Prachtige karst-stenen terrassen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten