zaterdag 17 augustus 2013

De Koloniën van Weldadigheid

Hoewel de eerste socialistische partijen in Nederland pas in de tweede helft van de 19e eeuw ontstonden, bestonden socialistische ideeën al veel langer. Na de industriële revolutie kwam er steeds meer focus te liggen op het feit dat arbeiders dezelfde rechten verdienden als de grootgrondbezitters en fabriekseigenaren. In het begin was het, vreemd genoeg misschien, vooral het rijkere deel van de bevolking dat zich met deze sociale kwestie bezig hield. Zij verdiepten zich in armoedebestrijding en ontwikkelden hun eigen ideeën met betrekking tot het grote verschil tussen arm en rijk in ons land.

Één zo’n iemand was Johannes van den Bosch. Hij was als succesvol generaal teruggekeerd uit Oost-Indië en vastbesloten zich nu te storten op het armoedeprobleem in Nederland. Naast de mislukte oogsten van 1816 en 1817 had Napoleon had ons land in een armzalige staat achtergelaten, waardoor in de steden ongeveer 50% van de mensen onder de armoedegrens leefde. De steden vielen ten prooi aan grootschalige verpaupering. De sociaal bevlogen van den Bosch had grootste ideeën voor ogen. Hij geloofde, zoals een goed socialist betaamt, in de maakbaarheid van de samenleving en het belang van arbeid en moreel gezond gedrag. En hij ontwikkelde het toppunt daarvan: de Maatschappij van Weldadigheid.

Hij wist een sponsoring van 40.000 gulden per jaar bijeen te krijgen, waarmee hij zijn ambitieuze plan kon verwezenlijken: verpauperde stedelingen een nieuwe basis van bestaan aan te bieden in zogenaamde landbouwkoloniën, waarna men weer kansrijk kon terugkeren in de normale maatschappij. Hij kocht in 1818 een aantal stukken woeste zandgrond in Drenthe die tot landbouwgrond moesten worden gemaakt. Er werden in rap tempo enorm veel koloniehuisjes gebouwd aan kaarsrechte wegen, ieders voorzien van een perceeltje grond. Zo ontstonden de koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord.




                    Johannes van den Bosch              

Arme gezinnen konden op vrijwillige basis naar deze koloniën vertrekken. Mannen moesten werken in de landbouw, vrouwen en kinderen verrichtten huisnijverheid zoals spinnen en weven. Deze koloniën waren een samenleving op zich, en hadden haast een eigen cultuur. Overal schemerde echter het socialistische gedachtegoed doorheen. Zo had iedereen in de koloniën recht op gezondheidszorg. Voor 1 cent per week namen zij deel aan het gezamenlijke ziekenfonds. Daarnaast was onderwijs voor iedereen erg belangrijk. Avondonderwijs en basisonderwijs was verplicht, en er werden tuin- en bosbouwscholen opgericht. Er kwam ook plaats voor ouderenzorg, in zogenaamde rusthuizen. Bovendien werd liederlijk gedrag niet geaccepteerd. Zelfs de socialistische afkeer van alcohol vond haar weerslag. Dit was te zien in het feit dat de koloniën een eigen munteenheid kregen; met het koloniegeld kon alles worden gekocht in de koloniewinkels behalve sterke drank.






Schoolgaande koloniekinderen

Certificaat voor een schoolmeisje: haar taalbeheersing, vlijt en gedrag waren uitmuntend

Verderop in Drenthe vind je de strafkolonies, zoals in Veenhuizen. Deze waren heel anders dan de vrije koloniën. Hier werden landlopers en bedelaars, maar ook weeskinderen opgesloten en aan het werk gezet. Daarnaast kwam het niet zelden voor dat de vrije kolonisten, die flauw waren van al het morele ethische gedrag in de vrije koloniën en besloten naar de fles te grijpen of ander ontucht te plegen, ook voor straf hier werden heen gestuurd. Zo zat hier ook een overgrootouder van Philip Freriks als straf voor het feit dat zij haar brood verdiende met lichte zeden.  Enfin, in totaal werden in de vrije koloniën zo’n 1400 gezinnen opgevangen.                                                                                 

Helaas had ten Bosch er te weinig rekening mee gehouden dat de stedelingen niet goed wisten hoe zij overweg moesten met al dat landbouwmaterieel en ongeveer een eeuw na haar oprichting zag de Maatschappij zich gedwongen grote stukken koloniegrond te verkopen om hun schulden te kunnen betalen. De Maatschappij van Weldadigheid is nu een stichting geworden, die 1400 hectare cultuur- en natuurgrond beheert. Overal zie je nog de mooie koloniehuisjes, koloniebossen, koloniekerkjes en koloniebegraafplaatsen. Ook is er een klein museumpje gevestigd in Frederiksoord, genaamd de Koloniehof. En daar ging ik vandaag met mijn ouders naar toe.








Het museum is niet erg groot en bestaat uit een aantal kleine gebouwtjes. Wel is het erg charmant. Een expositie en een film die doorlopend afgedraaid wordt nemen je mee door het leven in de kolonies, verder is er nog een daadwerkelijk koloniehuisje en een aantal akkertjes te bezichtigen. In de koffiekamer kun je van een kolonieturf genieten en in het museumwinkeltje zijn genoeg leuke souvenirs en boeken over de Maatschappij van Weldadigheid te vinden. Het meest bijzondere is misschien wel het schattige witte huisje dat zich ook op het terrein bevindt. Hier zijn allerlei leuke geweven en geknutselde artikeltjes te koop die zijn gemaakt door verstandelijk gehandicapten als dagbesteding. Ik koop een mooi kaartje en een vilten uiltje als sleutelhanger. Het sociale idee van de koloniën bestaat nog steeds, maar aangepast en modern - in de vorm van dagbesteding om een functionele en waardige plek in de maatschappij te verkrijgen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten